Engelse stad in het Z. van Wales (Glanmorgenshire), aan de rivier de Tawe en aan de Swanseabaai, met (1951) 160830 inw., is een weinig aantrekkelijke fabrieksstad. Sedert 1923 is het de zetel van een Anglicaanse bisschop.
Men vindt er o.a. de ruïne van een oud slot (14de eeuw), een modern stadhuis (1934) met fraaie muurschilderingen van Frank Brangwyn, de Royal Institution met een museum en een bibliotheek, een college (van de Universiteit van Wales) met ca 500 studenten, een kunstschool met een bibliotheek en een museum. Talrijk zijn er de koper-, zink-, ijzer-, tin-, lood- en nikkelsmelterijen. Verder is er blikindustrie en petroleumraffinaderij. De voorstad Landor heeft vooral ook koper-, blik- en buizenfabrieken en staalwerken. In de omgeving zijn steenkolenmijnen. Sedert de 14de eeuw is het een uitvoerhaven van steenkool (anthraciet). Er zijn grote dokken. In de haven liep in 1951 3,18 millioen reg. ton aan scheepsruimte binnen en 1,86 millioen reg.ton aan kustvaarders.