symbool Sr, atoomnr 38, atoomgew. 87,63, is een element uit de 2de hoofdgroep van het periodiek systeem, tussen calcium en barium, waarmede het dan ook veel overeen-
komst vertoont. Het element werd in 1790 door een Schot Crawford ontdekt en genoemd naar de plaats Strontian in Schotland, waar het mineraal gevonden was waaruit het oxyde, vroeger wel strontiaan genoemd, was afgescheiden. Het metaal zelf werd in 1808 door middel van electrolyse afgescheiden door Davy. Het komt weinig verbreid voor in enkele mineralen, zoals coelestien SrS04 en strontianiet SrC03, voorts in plantenas, bronwateren enz. Het metaal wordt afgescheiden door electrolyse van het gesmolten chloride. Het is een zilverwit metaal, sm.pt 800 gr. C., k.pt 1150 gr. C., s.g. 2,54. Het ontleedt water en aan de lucht wordt het snel geoxydeerd.
De oxyden zijn het SrO, strontiumoxyde, en SrOa, het strontiumperoxyde (verg. barium). In de verbindingen is het element tweewaardig en het ion is ongekleurd. Het hydroxyde Sr (OH), is een sterke base. Het sulfaat, phosphaat en het carbonaat zijn uiterst weinig oplosbaar, doch nog iets beter dan de overeenkomstige bariumverbindingen. Karakteristiek is de karmozijnrode kleur welke strontiumzouten aan de vlam verlenen. Zo vindt strontiumnitraat, Sr(NOs), toepassing voor de vervaardiging van vuurwerk, i.b. van rood Bengaals vuur. Vroeger vonden strontiumverbindingen ook toepassing bij de bereiding van bietsuiker bij de sapreiniging (i suikerfabricage).
PROF. DR J. A. A. KETELAAR
Lit.: Thorpe’s Dict. of Applied Chemistry, 4de dr.,XI (1953); Ullmann’s Enz. der techn. Chemie 9, 733 (1932).