(ook baryum), symbool Ba, atoomnummer 56, atoomgewicht 137,36, behoort tot de aardalkalimetalen en vertoont in zijn eigenschappen overeenkomst met calcium en vooral met strontium. Het element komt in vrij belangrijke hoeveelheden op aarde voor (0,05-0,4 pet), meer dan enig ander element met atoomgewicht boven 100, vnl. als zwaarspaat of baryt (afgeleid van Gr. fiagvg, barys, zwaar), bariumsulfaat, en zeldzamer als witheriet, bariumcarbonaat; de naam van het element is afgeleid van die voor het eerstgenoemde mineraal.
Als element werd het pas in 1774 door Scheele van kalk onderscheiden, het metaal zelf werd in 1808 door Davy verkregen uit amalgaam gevormd door de electrolyse van een bariumhydroxyde-oplossing. Thans wordt het metaal technisch bereid door bariumoxyde gemengd met silicium, ferrosilicium of aluminium in vacuum te verhitten in de electrische oven bij 1000-1200 gr. C., waarbij het barium afdistilleert.Barium is in zuivere toestand een zilverwit, vrij zacht metaal, iets harder dan lood, met een s.g. van 3,78, een sm.pt van 850 gr. G. en een k.pt van H40 gr. C. Aan de lucht loopt het spoedig aan en het ontleedt water. Het verbindt zich niet alleen met zuurstof, maar bij hogere temperaturen ook met waterstof, bij 180 gr. G. tot BaH2, en met stikstof, bij 250-600 gr.
C. tot het nitride BajN,. Wordt dit laatste in waterstofstroom verhit, dan ontstaat naast barium ammoniak. Karakteristiek voor barium en zijn verbindingen is de groenkleuring van de vlam. Het barium-ion, Ba*+, heeft tot ionstraal 1.43 A°, en het is goed polariseerbaar, zodat bariumverbindingen alle een hoge lichtbrekingsindex hebben (z glas).
Technisch heeft metallisch barium slechts geringe betekenis. In geringe hoeveelheden (0,5-1 pet) wordt het, met andere aardalkalimetalen, aan lood toegevoegd. Hetaldusgeharde lood wordt toegepast als lagermetaal bij niet te hoge belastingen en temperaturen (Bahnmetall, Ferry- en Frarymetaal). De genoemde eigenschap zich te verbinden met zuurstof, stikstof, waterstof en waterdamp maakt het metallische barium bijzonder geschikt als „getter” in radiobuizen. Hiertoe wordt het als een pastille in een koperen huls in de lamp gebracht en na het afsmelten door hoogfrequentverhitting tot verdamping gebracht. Het neemt de laatste gasresten weg en het overtollige metaal slaat als een zilverglanzende spiegel neer op de wand van de ballon.