noemt men het ruimtelijk horen, waarbij men dus hoort uit welke richting de verschillende geluiden komen. De mogelijkheid daartoe wordt geschapen door het bezit van twee oren, op zekere afstand van elkaar.
Een van op zij komend geluid bereikt het ene oor hierdoor iets vroeger dan het andere en hoewel dit verschil nog geen duizendste deel van een seconde bedraagt, is het toch voldoende om er een conclusie uit te kunnen trekken omtrent de richting waaruit het geluid komt.
Behalve dit tijdsverschil is er ook nog een verschil in sterkte tussen beide gehoorprikkels. Want het oor, dat het meest naar de geluidsbron is toegekeerd, hoort het geluid sterker dan het andere oor, waarvoor het geluid immers helemaal om het hoofd moet heenbuigen. Dit verschil in intensiteit draagt zelfs in nog sterkere mate dan het verschil in tijd bij tot het snel en nauwkeurig localiseren vanwaar het geluid komt.
Bij geluid dat uit de radio of de gramofoon tot ons komt, missen wij dit richtingsgevoel. Dit is het gevolg zowel van de methode van opnemen als van het weergeven met behulp van één enkele luidspreker. Noodzakelijkerwijs gaat daarbij het onderscheid tussen de verschillende richtingen, vanwaar het geluid komt, verloren.
Om het geluid toch stereofonisch weer te geven, kan men bij het opnemen gebruik maken van een „kunsthoofd”, waarbij zich in elk der „oren” een microfoon bevindt, die het geluid met een voor elke richting karakteristiek verschil in intensiteit en tijd opvangt. Het weergeven geschiedt hetzij met een hoofdtelefoon of met twee luidsprekers, die ter weerszijden in de zaal zijn opgesteld.
Iemand die met beide oren aan de hoofdtelefoon luistert, zal nu even goed horen uit welke richting het geluid komt, alsof hij zich op de plaats van het kunsthoofd bevond.
Bij gebruik van twee luidsprekers doen zich echter moeilijkheden voor. Want voor wie niet even ver van beide luidsprekers af zit, is de looptijd van het geluid van ieder der beide luidsprekers naar de luisteraar niet even groot. Aan het reeds aan de luidspreker aanwezige tijds- en sterkteverschil wordt dus nog een extraverschil in tijd en sterkte toegevoegd, dat van de plaats van de luisteraar afhangt.
Om te voorkomen, dat het stereofonisch effect hierdoor gestoord zou worden, heeft men aan beide luidsprekers een bepaald, van tevoren berekend, richteffect gegeven. Een eventueel tijdsverschil van de beide signalen, veroorzaakt door verschil in looptijd vanuit de beide luidsprekers, wordt door dit richteffect zo goed mogelijk door een verschil in sterkte gecompenseerd. Op die manier kan men binnen een vrij grote ruimte van de zaal heel goed stereofonisch horen en bijv. nauwkeurig bepalen op welke plaatsen de instrumenten in een orkest zijn opgesteld.
DR M. P. VRIJ.