bisschop en kardinaal (Krakau 5 Mei 1504 - Rome 5 Aug. 1579), was een tijdlang werkzaam in de koninklijke kanselarij van Polen, bisschop van Kulm in 1549 en twee jaar later bisschop van Ermland; in 1561 kardinaal en pauselijk legaat bij het concilie te Trente. Teruggekeerd in zijn bisdom, werd hij door zijn diplomatieke bemoeiingen, zijn gesprekken en geschriften de voornaamste ijveraar voor de Katholieke hervorming in Polen.
Door zijn toedoen erkende de Rijksdag de hervormingsbesluiten van Trente en mochten de Jezuïeten zich in het land vestigen (eerste Jezuïetencollege te Braunsberg 1564-65). Van 1569 af verbleef hij te Rome als gezant van de koning van Polen en bekleedde er hoge ambten. Hij schreef een Confessio catholicae fidei (1552), die nog tijdens zijn leven meer dan 30 uitgaven kende.Bibl.: Opera omnia, 2 dln (Keulen 1584).
Lit.: J. Lortz, Kard. S. Hosius. Beiträge zur Erkenntnis der Persönlichkeit und des Werkes (Braunsberg 1931).