Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Stadhouderloos tijdperk

betekenis & definitie

het eerste, is de periode na de dood van Willem II, 6 Nov. 1650, tot de benoeming van Willem III tot stadhouder van Zeeland en Holland (2 en 4 Juli 1672), dat er geen stadhouder in vijf van de zeven gewesten der Republiek was. Dit betekende de onbeperkte heerschappij der regenten en speciaal die van Holland, doordat de Staten de bevoegdheden van de stadhouder overnamen, terwijl de besturen der stemhebbende steden het recht kregen hun besturen zelf aan te vullen (z stadhouder); Zeeland hief het recht van de Eerste Edele op, een kapitein-generaal werd eerst in 1672 benoemd, toen de prins van Oranje voor één veldtocht werd aangesteld (z Grote Vergadering).

In het tweede stadhouderloze tijdperk werd deze toestand in alle opzichten hersteld, maar de regenten maakten toen juist nog meer dan te voren misbruik van hun onbeperkte macht; de gebreken der familieregering kwamen nooit zo sterk uit als toen. Ook nu was er alleen in Holland, Zeeland en Utrecht géén stadhouder van 1702 tot 1747, terwijl Friesland steeds en de andere gewesten geleidelijk een stadhouder aanstelden (z Nederland, geschiedenis).

< >