Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SPEYER, jacobus samuel

betekenis & definitie

Nederlands classicus en Sanskritist (Amsterdam 20 Dec. 1849 - Leiden 2 Nov. 1913), studeerde letteren te Amsterdam en Leiden. Van 1872-1873 was hij leraar aan de H.B.S. te Hoorn, van 1873-1889 praeceptor voor het Latijn en vervolgens leraar aan het gymnasium te Amsterdam.

Sedert 1877 was hij tevens lector in het Sanskrit aan de Amsterdamse universiteit, waar hij ook de vergelijkende taalwetenschap behandelde. Hij werd er in 1888 buitengewoon hoogleraar, in hetzelfde jaar tevens hoogleraar in het Latijn te Groningen. Ook aldaar werd hem weldra het onderwijs in het Sanskrit opgedragen. In 1903 werd hij hoogleraar in het Sanskrit en de Indische oudheden aan de rijksuniversiteit te Leiden. Naast de publicatie en vertaling van enkele Boeddhistische werken, dient vooral zijn syntaxis van het Vedisch en Sanskrit genoemd, de eerste poging van synthese op dit zo moeilijke terrein.Bibl.: De ceremonia apud Indos, quae vocatur jâtakarma, diss. (1872); Latijnse spraakkunst (1878-1880); Sanskrit Syntax (1886); Plautus’ Captivi (1887, 1910); The Jâtakamâlâ translated (Sacred Books of the Buddhists I, 1895); Vedische und Sanskritsyntax (Grundriss der Arischen Phil., 1896); Phaedri Fabulae (1897); Avadânaśataka (Bibliotheca Buddhica 1901-1910); Mos maiorum (1903); De Indische theosophie en haar beteekenis (1910).

< >