Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SLANGSTERREN

betekenis & definitie

of Ophiuroidea behoren tot de Stekelhuidigen. Deze zeedieren zijn stervormig, maar hebben in tegenstelling tot de zeesterren duidelijk van de centrale schijf afgezette armen, die zij kunnen omkrullen, aldus lopende, klimmende en hun voedsel verschalkende.

Ook hier ligt de mond aan de onderzijde van de schijf, omgeven door 5 met tanden bezette „kaken”. Enkele ambulacraalvoetjes liggen in de mond. De ambulacraalvoetjes zijn hier tentakelvormig en steken aan de armen door poriën heen naar buiten, liggen dus niet als bij de zeesterren in een gleuf. Meestal dienen zij slechts als tastorgaan, maar soms ook bezitten zij kleeforganen, zodat ze voor het vasthouden aan de ondergrond kunnen dienst doen. De armen zijn niet ruim en hol als bij de zeesterren, maar bestaan uit beweeglijk verbonden wervels, die slechts in een kanaal zenuwstelsel en watervaatstelsel bergen. Voor de soorten karakteristieke schildjes, vaak met stekels bewapend, verbergen de wervels voor het gezicht.

Een van de schilden om de mond is doorboord en doet dienst als madreporenplaat. Een anus is bij deze dieren, die vooral dierlijk afval (detritus) eten, niet aanwezig. De geslachtsorganen monden door spleten aan de onderzijde van de schijf uit.

De larve zwemt vrij rond in het plankton en is bekend als Ophiopluteus, zij bezit lange door een kalkstavenskelet gesteunde uitsteeksels en beweegt zich door in banden geplaatst trilhaar voort totdat de jonge slangster zich uit de larve ontwikkeld heeft, waarna de larvale resten geresorbeerd worden en het diertje zijn kruipend bestaan begint. Een enkele maal blijven de eieren bij de moeder in de broedruimten totdat de jonge dieren vrij komen. Bekende slangsterren van de Nederlandse kust zijn Ophiothrix, Ophiura, Amphiura. Alleen de geslachten Ophiothrix en Ophiura zijn op de Belgische kust gevonden. De Euryalae of Cladophiuren hebben vertakte armen, zij ontbreken aan de Nederlandse kusten. (Fossiel kent men slechts weinige soorten vanaf het Trias, misschien reeds vanaf het Siluur).

DR H. ENGEL

< >