(Russ.: Skoptsy = gesnedenen, gecastreerden) is een Russische mystieke sekte, die zich onder haar leider, Seliwanow, in de 2de helft der 18de eeuw te Tambow van een andere sekte, de Chlysten, afscheidde, waarbij Seliwanow verklaarde de „zoon Gods” te zijn en zich hiermede tot een incarnatie van Christus proclameerde. Het kenmerkende onderscheid van zijn leer met die der Chlysten en tevens de reden van zijn uittreding was de nadruk op de noodzaak der castratie ten einde een kuis en heilig leven te kunnen leiden.
De sekte zowel als haar leider stonden van de aanvang af aan allerlei vervolgingen bloot. Seliwanow werd in 1772 naar Siberië verbannen, doch kon door invloedrijke vrienden in 1790 vluchten en zich in Moskou vestigen, waar zijn leer spoedig aanhangers vond in de kringen van adel, militairen en geestelijkheid. Seliwanow werd daarna nog in een krankzinnigengesticht opgesloten en vervolgens in een klooster te Soesdal ondergebracht, waar hij op hoge leeftijd stierf. Zijn sekte bloeide niettegenstaande vervolging en bespotting en verbanning voort en telde in 1874 ca 5500 leden, waaronder ca 1500 vrouwen, waarvan zich echter slechts een deel had verminkt. Sommigen emigreerden naar Roemenië en vormden daar de afzonderlijke groep der Lipovans. Een grotere toevloed van intellectuele leden deed de eigenlijke verminking op de achtergrond geraken ten gunste van een kuis leven zonder meer.Lit.: E. Pelikan, Geschichtlich-medizinische Untersuchungen über das Skopzentum in Russland (Giessen 1876); K. Grass, Die russischen Sekten, 2 dln (Leipzig 1907); B. Raptschinsky, Russisch Christendom (Zutphen 1935).