jhr, heer van Hillegom en Wimmenum, Nederlands kunsthistoricus (Amsterdam 2 Febr. 1857 - 8 Dec. 1926), studeerde klassieke letteren te Amsterdam, volgde o.a. de lessen van Allebé aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten aldaar, promoveerde in 1885 op proefschrift De Gorgone, was 1890-1917 hoogleraar in de kunstgeschiedenis aan genoemde Rijksacademie (later tevens in de aesthetica), 1896-1917 buitengewoon en 1917-1925 gewoon hoogleraar in de aesthetiek en kunstgeschiedenis aan de Amsterdamse Universiteit. Zijn talrijke geschriften zijn uitsluitend detailonderzoekingen, maar zijn van bijzondere waarde.
Jarenlang was hij de ziel van het Kon. Oudheidkundig Genootschap.J. Z. KANNEGIETER
Bibl.: Zijn werken en artt., vermeld in Bibliographie der geschriften v. jhr dr J. S. (Amsterdam 1933, uitg. v. h. Kon. Oudh. Gen.), beredeneerde lijst van 270 nrs.
Lit.: U. Ph. Boissevain, J. S., in: Jaarboek v. d. Kon. Akad. v.
Wet. (1928/’29); G. v. Hoorn, J. S., in: Levensberichten v. d. Mij der Ned. Letterkunde (1926/’27); Gedenkboek v. d. Univ. v.
Amsterdam (Amsterdam 1932), Aanhangsel. Over het geslacht Six: J. E. Elias, De vroedschap van Amsterdam, 2 dln (Haarlem 1901-’05); Amstelodamum, maandblad XIV (1927); Ned. Adelsboek XLIV (1951).