Amerikaans romanschrijver (Sauk Centre, Minnesota, 7 Febr. 1885 - Rome 10 Jan. !95i), opgeleid aan Yale University, een tijdlang journalist, hekelde in Main Street (1920) en in Babbitt (1922) de halfzachte bekrompenheid van zijn onmiddellijke landgenoten van The Middle West, en zo terdege, dat het woord Babbitt een taalverrijking is geworden van halfontwikkelde, pompeus-sentimentele zakenmensen. Venijnig is ook Elmer Gantry (1927), waarin het zgn. revivalisme belachelijk wordt gemaakt, alsook Dodsworth (1929) met als onderwerp: Yankees in Europa. Martin Arrowsmith (1924) is minder satiriek dan wel didactisch en behandelt het doktersleven in zijn strijd met de bacteriën.
In It Can’t Happen Here (1935) nam hij stelling tegen het fascistisch gevaar. Kingsblood Royal (1947) behandelt het negerprobleem in Amerika. In The God-seeker (1949) scheen hij milder te oordelen over zijn eigen land, zoals bijv. in Cass Tïmberlane (1945). In 1930 kreeg Sinclair Lewis de Nobelprijs.Bibl.: Our Mr. Wrenn (1914); The Trail of the Hawk (1919); The Job (1917); Tree Air (1919); The Man who knew Coolidge (1928); Ann Vickers (1923); Dodsworth (1929); Work of Art (1934); The Prodigal Parents (1939); Gideon Tennish (1943); Bethel Merriday (1940); World so Wide (Posthuum, 1951).
Lit.: G. van Doren, S. L. (Garden City, New York 1933).