Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SIMONS, leo

betekenis & definitie

(Lion), Nederlands letterkundige (’s-Gravenhage 1 Aug. 1862 - Rotterdam n Juni 1932), bezocht de Kensington Art School te Londen, de tekenacademie te ’s-Gravenhage en het Polytechnicum te Delft, was enige tijd leraar Nederlands, ging daarna over naar de journalistiek. Hij was kunstverslaggever van de Oprechte Haarlemmer Courant (1885-’93), medewerker aan Het Vaderland, redacteur van Het Tooneel en docent aan de toneelschool te Amsterdam, van 1894-’99 uitgever te Londen.

In 1905 stichtte hij — naar zijn in Engeland opgevat ideaal — de „Maatschappij tot verspreiding van goede en goedkoope lectuur”, die als „Wereldbibliotheek” zich tot een belangrijke culturele onderneming uitbreidde. Hierin vond hij zijn levenswerk, gericht op Noord- en Zuid-Nederland, vol aandacht ook voor de wereldletterkunde. Een uiterst belangrijke prestatie is de uitgave van Vondel’s werken (in 10 dln).Door een gelukkig samengaan van kunstzinnigheid en sociaal idealisme is Simons een belangrijke stimulerende kracht geweest voor de nationale cultuur. Allereerst en allermeest heeft hij gepoogd kunst en literatuur tot de massa te brengen. Doch niet slechts als medium heeft hij gefungeerd; zijn eigen creatieve werkzaamheid is ook van grote betekenis, met name zijn geschiedenis van het toneel en het drama. Hij was ere-doctor van Amsterdam.

Bibl.: Besproken plaatsen. Studies en kritieken (1891); Vondels Gijsbrecht (1893); George Meredith (1898); Studies (1902); Studies en lezingen (1911); Vondels dramatiek (1912); Volkswezen en volkskracht (1916); Vondel als levensleider (1929); De ontwikkeling van het tooneel en het drama (5 dln, 1921-’32); Tot afscheid (1930). Onder pseud. Albert de Vries: Drie bundels zedespelen (1910); De splijtzwam (zedespel, 1916). Amsterdam in stukken en brokken (anoniem, 1891).

Lit.: Ter herinnering aan Dr Leo S. (1933).

< >