Fries godgeleerde (18751918) van vrijzinnig Protestantse richting, achtereenvolgens predikant te Peperga (1899), Wijnaldum (1901), Bolsward (1905) en Zwolle (1908), bekend om zijn socialistische overtuiging en tevens zijn propaganda voor de geheelonthouding. Reeds in zijn studententijd te Leiden diep onder de indruk gekomen van de tegenstelling tussen de schrikwekkende nood der Leidse arbeiders en de verfijnde wetenschappelijke sfeer der universiteit waarin hij leefde, richtte hij met een groep medestanders in 1902 „De Blijde Wereld, Christen-socialistisch weekblad” op, waarin een ontmoeting en een samengaan tussen „de twee grote machten van deze tijd”, Christendom en socialisme, werden nagestreefd.
Na de verkiezingen van 1905 sloot hij zich met zijn mederedacteuren en nog enkele geestverwanten bij de S.D.A.P. aan, omdat hij alleen daarin met de anderen de reële mogelijkheid zag tot de strijd voor het socialisme. Van een „Christelijk socialisme” als aparte politieke groepering wilde hij niet weten; hij sloot zich daarom niet aan bij de in 1907 in orthodoxe kring (Enka) ontstane „Bond van Christen-socialisten”, maar wel bij het „Religieus Socialistisch Verbond”, in 1912 ontstaan, als niet-politieke en niet specifiek Christelijke formatie, waarvan hij de laatste jaren van zijn leven de voorzitter was. Zijn nobele, indrukwekkende persoonlijkheid vond in den lande bij vele geestverwanten ruime ingang voor zijn gedachten.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK
Bibl.: Naast het kruis de rode vaan (1907); De zedelijke betekenis van het socialisme (1907); Van het droeve blijde leven (1907); Over de zekerheid van Gods bestaan (1909); Het Onze Vader (1910); Godsdienst en godsdiensten.