instrument voor het meten van hoeken, dat geen vaste opstelling behoeft en op het volgende principe berust (zie fig.). Een spiegel A met daaraan bevestigde wijzer (alidade) is draaibaar om een as, loodrecht op het vlak van het instrument.
De wijzer beweegt over een op de rand van het instrument aangebrachte graadverdeling.Een tweede spiegel staat vast op het vlak van het instrument.
Door een richtkijker C ziet men langs de spiegel B naar een punt P. Van een punt Q vallen de lichtstralen op de spiegel A, worden van daar uit teruggekaatst naar spiegel B en van deze spiegel in de richting van de kijkeras. Men ziet nu door de kijker in spiegel B het beeld van het punt Q en naast de spiegel het punt P. Het laatste wordt dus rechtstreeks gezien en Q door dubbele terugkaatsing. Om de hoek tussen P en Q te meten stelt men de wijzer eerst voor een hoek van nul graden d.w.z. zo dat het rechtstreekse beeld van P met het dubbelteruggekaatste beeld van P samenvalt. De daarbij behorende stand van de wijzer op de graadverdeling geeft echter als regel geen nul, maar een klein bedrag, de zgn. indexfout. Vervolgens beweegt men de wijzer van de stand, waarbij de beelden van P samenvallen, naar die waarbij het beeld van Q samenvalt met dat van P. De hoek, waarover de wijzer daarbij draait, is de helft van de hoek tussen de richtingen naar P en Q gezien uit A; de randverdeling is zo ingericht, dat men direct het werkelijk hoekverschil tussen P en Q afleest.
Bij een sextant is de boog van het instrument ca 1/6 bij een octant ca 1/8 van een cirkelomtrek. Het geschetste type is dat van de meest gebruikelijke sextant; men heeft ook instrumenten, waarbij de onderlinge plaatsing van spiegels en kijker een andere is. Voor hoogtemetingen van hemellichamen onder speciale omstandigheden (geen kim) bestaan sextanten, waarbij het rechtstreekse beeld een luchtbel in een waterpas toont, die door spiegeling in horizontale richting wordt gezien (sextant met kunstmatige horizon of luchtbelsextant). Men meet dan hoogten boven een horizontaal vlak. Vroeger werden op oorlogsschepen en speciaal opnemingsvaartuigen ook prismacirkels verstrekt, waarmee men grotere hoeken kon meten dan met de sextant, bijv. die van kim tot kim (ca 180°) ter bepaling van de kimduiking vóór het observeren van een hemellichaam (zie navigatie).
J. VAN ROON