Sir, Engels historicus (Londen 10 Sept. 1834 - Cambridge 13 Jan. 1895), in 1863 professor in het Latijn te Londen, in 1869 professor voor nieuwe geschiedenis te Cambridge, schreef in vrij-religieuze geest een leven van Christus (Ecce homo, 1865), dat groot opzien verwekte; in zijn geschrift Natural Religion (1882, herdr. 1895) kwam hij voor een soort verstandsreligie op. Onder invloed van zijn observaties van de machtsstrijd op het Europese vasteland werd hij allengs een der hoofdverkondigers van het nieuwe Engelse imperialisme.
In zijn beroemd geworden serie voordrachten The Expansion of England (1883, herdr. 1925) zag hij de zin van Engelands historie in de 18de eeuw bovenal in de ontplooiing der overzeese macht. In The Growth of British Policy (2 dln, 1895) schildert hij het ontstaan van een cohaerente, op handel en zeemacht gerichte Engelse politiek in verband met de Europese machtsconflicten der 16de en 17de eeuw. Hij wilde vooral zijn volk opvoeden tot het bewustzijn van zijn wereldpolitieke taak.Lit.: G. W. Prothero, Memoir (voorwoord bij The Growth of British Policy, 1895); A. Rein, Sir J. R. S.
Eine Studie üb. d. Historiker (Langensalza 1913).