of Acalephae behoren tot het Dierenrijk, tot de stam van de Coelenterata of Holtedieren . In tegenstelling tot andere groepen uit deze stam, treedt hier meer de kwal op de voorgrond. Deze kwal der Scyphozoa, de Scyphomeduse, is daarin van de andere kwallen verschillend, dat er geen zgn. velum aanwezig is, dat is een vlies, dat van de rand van het scherm naar binnen toe is uitgespannen.
Vier is het grondgetal dezer dieren, d.w.z. men kan vier radiale symmetrievlakken in de kwal aanbrengen, om de mond staan vier mondlappen enz.Tussen de onder- en bovenlaag van het scherm, de binnen- en de buitenlaag dus, vindt men een dik zgn. mesenchym, waarin vier diepe trechters de zgn. subgenitaalholten vormen. De mond verwijdt zich tot een ruime maag, die zeer ver in het mesenchym zich uitstrekt. Maar van dit schema kunnen natuurlijk allerlei afwijkingen voorkomen. Bij Rhizostoma pulmo, een kwal ook van de Nederlandse kust, die van microscopisch klein voedsel leeft, is bijv. dienovereenkomstig de mond gesloten tot op een zeer groot aantal fijne openingen na, die toegang geven tot een wijdvertakt darmkanaalstelsel. Vaak nog dragen zij een „oog”, een lichtgevoelig zintuigje althans. De geslachtsorganen liggen in de maag boven de subgenitaalholten.
De dieren zijn van gescheiden geslacht en uit de eieren ontwikkelt zich een klein poliepje, dat vastgehecht leeft en door knopvorming nieuwe poliepjes kan vormen. Dit Scyphopoliepje kan echter ook jonge kwalletjes vormen en wel door een proces, dat strobilatie heet. Dit grijpt zo plaats, dat het bovenste schijfje van de poliep met de tentakels zich afsnoert en als een jong kwalletje met lange randlappen (ephyra) gaat zwemmen. Soms scheidt zich een gehele serie kwalletjes af, die dan voor die tijd als een stapel borden op elkaar lagen.
Er zijn Scyphozoa, die het kwalstadium overslaan, tenzij men ze als kwallen, die zich met een steel vastgezet hebben, beschouwt: dit zijn de Lucernarias. Voor het overige zijn het kwallen met een zeer onopvallend poliepstadium. Van de Nederlandse kust behoren er toe Chrysaora, de hoedkwal of kompaskwal, Cyanea, de haarkwal (blauwe kwallen, die hevig brandende pijn kunnen veroorzaken, wanneer men ze bij het zwemmen aanraakt; zeer algemeen aangespoeld. In de Atlantische Oceaan komen soorten voor, die een doorsnee van 1 à 2 m kunnen bereiken.), Aurelia, de oorkwal, en Rhizostoma, de zeepaddenstoel. Slechts bij uitzondering heeft men fossiele afdrukken van kwallen gevonden waarvan de oudste zijn die uit het Midden-Cambrium van Canada.
PROF. DR H. ENGEL