is een lange rechthoekige doek van witte zijde, vaak verfraaid met kunstvol borduurwerk, die over de schouders en armen van de priester gespreid wordt, wanneer hij in het Lof de zegen met het Allerheiligste geeft, of het H. Sacrament in processie ronddraagt.
Bij plechtige missen, requiem-missen uitgezonderd, draagt ook de sub-diaken een velum, zolang hij de pateen vasthoudt. De liturgische kleur is in dat geval die van de dag. De naam velum wordt ook gegeven aan het zijden omhulsel, waarmee de ciborie met geconsacreerde hosties bedekt wordt vóór de plaatsing in het tabernakel.
