Oostenrijks staatsman (Krumau, in Bohemen, 2 Oct. 1800 - Wenen 5 Apr. 1852), was van 1838-1848 gezant aan onderscheiden Italiaanse hoven. In Nov. 1848 werd hij op aandrang van zijn zwager, generaal Windischgrätz, die het Weense Octoberoproer neergeslagen had, eerste minister met de bedoeling de door de Maart-revoluties zwaar gehavende Donau-monarchie weer op de been te helpen (zie Oostenrijk, geschiedenis).
Allereerst slaagde hij er in de zwakzinnige keizer Ferdinand tot aftreden te bewegen en diens neef, de 18-jarige Frans Jozef, te doen opvolgen. De reeds naar Kremsier verplaatste Nationale Vergadering ontbond hij, waarop een centraliserende grondwet werd uitgevaardigd (4 Mrt 1849), die echter niet in werking trad en op 31 Dec. 1851 weer afgeschaft werd. Omdat de Oostenrijkse legers Hongarije niet konden onderwerpen, moest hij de interventie van Russische legers aanvaarden. In de kwestie der reorganisatie van de Duitse Bond smaakte hij wel is waar de voldoening, Pruisen de vernedering van Olmütz te kunnen opleggen (29 Nov. 1850), maar hierbij moest hij wederom Ruslands hulp accepteren. Hij had de internationale positie van zijn land verzwakt, doordat het nu onmogelijk meer in goede verstandhouding tot Pruisen kon komen en afhankelijk van Rusland geworden was.
Lit.: Berger, Leben des Fürsten Felix zu S. (1881); Heller. Mitteleuropas Vorkämpfer. Fürst Felix zu S. (1932).