Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SCHOLA CANTORUM

betekenis & definitie

koor van zangers in de katholieke eredienst, welker organisatie terug gaat op de pauselijke kerkdiensten, doorgaans (ten onrechte) toegeschreven aan paus Gregorius I (gest. 604). Een voor dit doel bescheiden koor van zangers bestond reeds vóór deze paus, die het college hervormde.

In het begin der 8ste eeuw wordt de uitdrukking het eerst gebruikt, voorheen „Orphanotrophium” d.i. weeshuis als internaat voor de koorjongens (vgl. hiermede de naam Conservatorium letterlijk: bewaar-school). Het ontstaan van de naam Schola Cantorum en de organisatie van het pauselijk zangerskoor als Schola Cantorum hangt hoogstwaarschijnlijk samen met de hervorming en daarmede met de opluistering der pauselijke liturgische gebruiken aan het begin der 8ste eeuw; tot in details worden dan in voorschriften der oudste Ordines Romani de functies van de koorleiders (paraphonistae) en koorknapen geregeld.

In de moderne tijd heeft men de naam bij voorkeur toegepast op een elite-koor van kerkzangers die de Gregoriaanse gezangen uitvoeren in de R.K. eredienst; vaak geeft men dan aan de Schola Cantorum de plaats welke oudtijds werd ingenomen nl. midden vóór het altaar. In 1896 stichtte V. d’Indy met Ch. Bordes en A. Guilmant te Parijs een conservatorium, dat hij Schola Cantorum noemde en dat hoog aanzien verwierf vanwege de opzet om het vakonderricht in de muziek te baseren op algemene kunstgeschiedenis (vgl. de cursus van d’Indy: Cours de Composition).

JOS. SMITS VAN WAESBERGHE

Lit.: Jos. Smits v. Waesberghe, De organisatie der S.C., De Muziek VI, 65-76; J. Handschin, Musikgeschichte, Luzern 1948, 128-133.

< >