Nederlands archaeoloog-kunstkenner (’s-Gravenhage 7 Sept. 1881 - Leiden 3 Mrt 1941), werd opgeleid voor bankier en was werkzaam als lid van de firma Scheurleer en Zoonen. Hij heeft echter steeds gelegenheid gevonden voor studie van de geschiedenis en de kunst.
Ten slotte heeft de Griekse archaeologie hem geheel in beslag genomen en besteedde hij vrijwel alle tijd, die hij tot zijn beschikking had, aan dit vak en aan de uitgezochte verzameling van Griekse kleinkunst, die hij had bijeengebracht.Aan deze verzameling wijdde hij een catalogus (verschenen in 1909) en twee delen van het corpus vasorum (verschenen 1927 en 1931). Na de val van zijn bankiershuis, in 1932, heeft hij zich geheel aan de wetenschap gewijd. Hij werd in 1936 toegelaten als privaatdocent in de Griekse archaeologie aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Op 12 Mrt 1937 kon hij zijn intrede doen als bijzonder hoogleraar in dit vak. Zijn verzameling is overgegaan in het bezit van het Allard Pierson-museum te Amsterdam, waarvoor hij een Gids bewerkte. Het archaeologische studiemateriaal, dat hij had bijeengebracht, is opgenomen in het Archaeologisch Instituut der Rijksuniversiteit te Leiden.
Bibl.: Griekse ceramiek (1936); Gesch. van de Oosterse en Griekse kunst (posth. versch.).