heette vroeger het erfrecht bij versterf, waarbij de erfopvolging geregeld was naar het beginsel: „Het goed gaat, vanwaar het gekomen is”, in tegenstelling tot het aasdomsrecht, waarvan het hoofdbeginsel was: „Het naaste bloed erft het goed”. De naam schependomserfrecht is hieruit te verklaren dat dit stelsel van erfopvolging oorspronkelijk vooral gold in dat gebied van Holland en Zeeland, waar de rechtspraak werd uitgeoefend door schout en schepenen, terwijl het aasdomsrecht gold in dat gedeelte van Holland, waar oudtijds recht gesproken werd door asega en buren, d.i. ten N. van de Maas en de Hollandsche IJsel.
Het schependomsrecht heeft in het Zuiden van Holland gegolden tot 1580, in Zeeland tot 1809.Lit.: L. M. Rollin Couquerque, Het aasdoms- en schependomsrecht in Holland en Zeeland (1898); Blécourt-Fischer, Kort Begrip v. h. Oud-Vaderl. Burgerl. Recht (6de dr., 1950), blz. 340 (met lit.opgave).