oorspronkelijk een brede tak van de Rijn, die met een noordwaarts gerichte boog door lage veenlanden liep en langs zijn oevers brede stroken rivierklei deed bezinken, werd van 1285-1291 door een dam (met een duikersluis) bij het Klaphek van de Lek gescheiden. Van 1854-1862 werd het gedeelte boven Gouda gekanaliseerd (o.a. door het leggen van een afsluitdijk met sluis even boven Gouda).
Dit gedeelte (de Gekanaliseerde IJsel), 32,5 km lang en 13 m breed, is derhalve geen rivier meer, maar een boezem, die bij Gouda loost op het tweede gedeelte van de Hollandsche IJsel.Dit tweede gedeelte, van Gouda tot zijn monding in de Nieuwe Maas, kan als een getijdenrivier beschouwd worden, hoewel er geen zeewater tot hier doordringt. De rivier is geheel bedijkt. In die dijken bevinden zich een 20-tal sluizen tot waterlozing en waterinlating van aangrenzende polders.
Lit.: o.a.: Beekman, De wateren van Nederland (1948).