Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SCHEFFER, ary

betekenis & definitie

Nederlands schilder van Bijbelse taferelen en portretten (Dordrecht 12 Febr. 1795 - Argenteuil 15 Juni 1885), was een van de belangrijkste figuren van de Romantische school. Hij ontving zijn opleiding bij zijn vader, de portretschilder Johan Bernard Scheffer, aan de Ecole des Beaux Arts te Parijs (1811) en bij P.

N. Guérin. Sedert 1811 had hij zijn woonplaats te Parijs, maar bezocht meermalen Nederland; in 1857 en 1858 vertoefde hij in Engeland. Herhaaldelijk ontleende hij zijn onderwerpen aan gedichten van Goethe en Uhland. Deze „dichter-schilder”, zoals hij wel genoemd werd, streefde er naar smartgevoelens te vertolken, die soms vervielen tot bloedeloosheid van geest en coloriet. Zijn Gretchen aan het spinnewiel, in 1831 voor het eerst in Parijs geëxposeerd, werd algemeen bewonderd, o.a. door Heinrich Heine.

Het Museum Ary Scheffer te Dordrecht bezit een uitgebreide collectie van zijn schilderijen en tekeningen. Beroemd zijn ook zijn twee grote doeken in het Museum Boymans te Rotterdam: Le coupeur de nappe, en Le larmoyeur, ontleend aan de ballade Eberhard der Greiner van Uhland. Directe leerlingen heeft Scheffer niet gehad; wel werd H. A. van Trigt door hem beïnvloed.Lit.: J. Immerzeel Jr, De levens en werken der Holl. en Vl. kunstschilders, enz. III (Amsterdam 1843); A. Etex, A. S., Étude sur sa vie et ses ouvrages (1859); Mrs. H.

Grote, Memoir of the Life of A. S. (London 1860, Ned. vert. 1861); C. Kramm, De levens en werken der Holl. en Vl. kunstschilders, enz. V (Amsterdam 1861); P. Hofstede de Groot, A. S. (Groningen 1872); G.

H. Marius, De Hollandsche schilderk. in de 19de eeuw (’s-Gravenhage 1920); Cat. der kunstwerken en andere voorwerpen betrekking hebbende op A. S. en toebehorende aan Dordrechts Museum (Dordrecht 1934, A. S.-museum); M. Kolb, A. S. et son temps, diss. (Paris 1937); F.

M. Huebner, De romantische schilderk. in de Ned. (’s-Gravenhage 1942); P. A. Scheen, Honderd Jaren Ned. schilder- en teekenk. (’s-Gravenhage 1946).

< >