Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Heinrich HEINE

betekenis & definitie

Duits dichter (Dusseldorp 13 Dec. 1797 - Parijs 17 Febr. 1856), was eerst op een bankierskantoor werkzaam, studeerde later te Bonn, Berlijn en Göttingen in de rechten en ging in 1825 van de Joodse tot de Christelijke godsdienst over. Na die tijd woonde hij bij afwisseling vooral te Hamburg, Berlijn en München, doch koos na de Juli-omwenteling in 1831 Parijs, het brandpunt van het liberalisme in die dagen, tot zijn verblijfplaats.

Hier wijdde hij zich aan zijn letterkundige werkzaamheden; bepaaldelijk beschouwde hij het als zijn taak, de nieuwere politieke en sociale ideeën, die de geesten in Frankrijk vervulden, in Duitsland bekend te maken. Daar in Dec. 1835 door besluit van de Bondsdag alle geschriften van het „Junge Deutschland”, waartoe ook de zijne gerekend werden, verboden waren, geraakte hij in financiële moeilijkheden; hij kreeg een jaargeld van zijn oom Salomon Heine en een uit de kas van het departement van Buitenlandse Zaken te Parijs (gedurende de jaren 1836-1848). In 1841 was hij gehuwd met de mooie, goedhartige en levenslustige, doch weinig beschaafde Eugénie Mirat (gest. Passy bij Parijs 19 Febr. 1883), die hij als Mathilde bezongen heeft. Al sedert 1832 leed hij aan een zich in verlammingsverschijnselen uitende ruggemergskwaal, die geenszins de frisheid en levendigheid van zijn geest verdoofde, maar wel zijn gemoed verbitterde. Hij overleed na een jarenlang ziekbed. Op Montmartre te Parijs, op Korfoe, te New York en te Hamburg zijn standbeelden voor hem opgericht; in Duitsland wilden verschillende steden dat vroeger niet toestaan.Heine begon zijn letterkundige loopbaan met de uitgave van zijn Gedichte (1822); kort daarna verschenen zijn treurspelen Almansor en Ratcliff, die, hoewel nog onder de invloed der romantiek, getuigenis geven van een oorspronkelijk talent. Groter roem verwierf hij echter door de eerste twee delen der Reisebilder (1826-1827), waarop twee andere delen volgden (1830-1831). Dat werk, waarin de dwaasheden en vooroordelen der Duitsers op geestige wijze gehekeld worden, baarde groot opzien en verwierf bij velen een levendige bijval. Vooral ook vielen zijn gedichten in de smaak, die hij onder de naam van Buch der Lieder (1827) tot een bundel verzamelde;

Heine’s ongelukkige liefde eerst voor zijn nicht Amalie Heine, later voor haar jongere zuster Therese heeft hem tot vele liederen daarin geïnspireerd. Deutschland, ein Wintermärchen en Atta Troll (1843) zijn uitvoerige episch-lyrische werken. In Romanzero (1851) gaf hij zijn rijpste gedichten. Herhaaldelijk werden zijn werken in vreemde talen overgebracht, zelfs in het Japans, en ongetwijfeld was hij in het buitenland na het verschijnen van het Buch der Lieder gedurende de hele 19de eeuw de bekendste en populairste Duitse dichter. Vele van zijn liederen zijn gecomponeerd, o.a. door Schumann.

In Duitsland wordt over de betekenis van Heine nog steeds gestreden, waarbij het oordeel niet zelden door politieke overwegingen beheerst wordt.

Als romanticus begonnen (Reisebilder en Buch der Lieder) werd Heine langzamerhand een tegenstander van de Romantiek (vooral in Die romantische Schule) en een der woordvoerders van „Das Junge Deutschland” (vooral in Deutschland, ein Wintermärchen), maar met Atta Troll en de bundel Romanzero keerde hij tot de romantische neigingen van zijn eerste tijd terug. Heine’s reputatie van fijngeestig causeur en treffend raak spotter is onveranderd gebleven.

Bibl. verder: Das Buch Legrand (in Reisebilder, 2de dl, geestige autobiografie); Kahldorf über den Adel, in Briefen an den Grafen M. von Moltke (1831); Beiträge zur Geschichte der neuem schönen Literatur in Deutschland (2 dln, 1833); Französische Zustände (1833, in de Allgemeine Zeitung geplaatst); Der Salon (4 dln, 3de dr., 1860-1861); Die romantische Schule (1836); Shakespeare’s Mädchen und Frauen, mit Erläuterungen (1839); Ueber Börne (1840); Neue Gedichte (1844); Vermischte Schriften (3 dln, 1854, bevatten Geständnisse en Lutetia). Een eerste uitgave van zijn gezamenlijke werken in 21 dln verscheen in Hamburg (1861-1866); de beste critische uitgave is die van Elster (7 dln, Leipzig 1887-1890; met biografie, inleidingen aantekeningen, tweede dr., 1924). Daarnaast bestaat een uitgave van Walzel (11 dln, 1910-1920); Memoiren (gedeeltelijk in 1884 uitgegeven; het overige waarschijnlijk verloren); uitgave der Heine-Briefe door Fr. Hirth (3 dln, 1914-20).

Lit.: Strodtmann, H. Heines Leben und Werke; 1867 (2 dln, 3de dr., Berlin 1884); Levensbeschrijvingen en karakteristieken van: Prölsz (Stuttgart 1886); Keiter, H. (Köln 1891); Brandes, Die Literatur des 19. Jahrhunderts, dl 6 (Leipzig 1891); Henri Lichtenberger, H. Heine Penseur (1905); Max J. Wolff, H. Heine (1922); Ras, Börne und Heine als politische Schriftsteller, diss.

Amsterdam (1926); Browne, That Man Heine (New York 1927); Marcuse, H. Heine, Ein Leben zwischen Gestern und Morgen (1932); Max Brod, H. Heine (1934); Herbert Eulenberg, Heinrich Heine (1947); R. Mooren, Heines Wirkung in Holland (Krefeld 1930); Israël Tabak, Judaic Lore in Heine (Baltimore 1948); A. Meiszner, Die Matratzengruft (Neudr. 1921); L. Polak, H’s ,,Buch Legrand”, Neophil.

VII (1916); H. Uyttersprot, Nogeens ,,Das Buch Legrand”, in: „Album Bauer” (1948).

< >