(waarschijnlijk „naam Gods”), ziener te Rama, de laatste der „Richteren” der Israëlieten, de zoon van Elkana en Hanna, werd te Rama, ten N. van Jeruzalem, geboren. Van jongsaf werd hij als dienaar van het heiligdom te Silo opgevoed en na de dood van Eli (ca 1100) trad hij op als richter.
Daarna heeft hij het volk Israël in een van de kritiekste perioden met vaste hand geleid op de weg, door Mozes gebaand. Het volk begeerde desniettegenstaande een koning, ten dele ook om zich te beveiligen tegen de overmacht der Philistijnen. Samuël moest daaraan toegeven, medewerken aan de keuze van Saul en deze tot koning zalven. Later kwam hij in botsing met Saul, waarom hij weldra David begunstigde. Zijn leven en werken worden verhaald in het eerste der beide naar hem genoemde Bijbelboeken, die tot de tijd der Septuaginta als één golden. In de periode tussen Mozes en Elia was Samuël een der grootste profetische figuren; hij heeft het volksbestaan behoed voor de Philistijnen èn voor het heidens syncretisme.De boeken van Samuël
vormden oorspronkelijk niet twee afzonderlijke bijbelboeken, maar één geheel. Hun naam ontlenen zij aan het feit, dat zij beginnen met de geschiedenis van Samuël. De inhoud bestaat uit drie hoofddelen: de geschiedenis van de laatste tijd vóór de koningen (I, 1-7), het opkomen van het koningschap, de eerste koning Saul (I, 8-31) en de regering van David (het 2de boek). Deze boeken zijn niet uit één tijd en van één schrijver, maar het resultaat van samenvoeging uit zeer verschillende tijden en opvattingen. Zij sluiten nauw bij het slot van het Richterenboek aan, terwijl de boeken der Koningen er een vervolg op vormen. Volgens de bij de R.K. gebruikelijke benaming en indeling heten deze boeken I en II Reges (of Koningen), waarop III en IV Reg. volgen.
In historisch en ook in letterkundig-aesthetisch opzicht staan verscheidene verhalen zeer hoog. Misschien zijn die oudste gedeelten van het tweede boek geschreven door iemand uit Davids omgeving, die, op grond van persoonlijke indrukken, met bijzondere waarheidszin de feiten beschrijft.
Lit.: Keil and Delitzsch, Samuël Commentaries (herdr. 1950); J. de Groot, in: Tekst en Uitleg, 2 dln 1934 v.; C. J. Goslinga, in: Korte Verkl. der H. Schrift, 1948; P. A. H. de Boer, Research into the Text of I Sam. 1-16 (Leiden 1938).