of Perzische windhond, werd tot in het begin dezer eeuw vaak verward met de Afghaanse windhond. De gelijke schrijfwijze in het Arabisch van saluki en sloughi gaf ook al aanleiding tot misverstand.
Als sloughi leerde de Nederlandse schilder Le Gras Europa een N.W.-Afrikaans slag kennen, dat van de saluki verschilt en gerede ingang vond, doch thans waarschijnlijk hier geheel verdwenen is.De saluki is waarschijnlijk in Arabië ontstaan, heeft zich van daar uit verspreid, is ook in Perzië gekomen en bestaat thans uit een aantal slagen, welker hoogte, bouw, forsheid en kleur zich heeft aangepast aan de streek en het wild, dat zij daar jagen, en dus uiteenloopt. De saluki is buitengewoon sierlijk en al schijnt hij teer van bouw, hij blijkt ook voor Engelands harde grond voldoende sterk. In Azië jaagt hij jakhals, haas en alles daartussen, maar vooral de gazelle. Veelal wijst daarbij een valk de prooi aan en valt de ogen aan. De saluki wordt in het zadel meegevoerd tot de gazelle zo dicht mogelijk genaderd is. Ook drijft de hond het wild wel naar de jager toe, die het dan schiet.
Schofthoogte van ca 58 tot 71 cm. De zijden beharing geeft enigszins bevederde voorbenen en dijen, alsmede bevederde staart. Ook bestaan er met kort haar (zie windhonden).