auteursnaam van Anna Maria Francisca van Wageningen-Salomons, Nederlands letterkundige (Rotterdam 26 Juni 1885), studeerde Nederlandse letteren te Leiden en Utrecht, werkte mede aan tal van tijdschriften en wijdde zich voorts geheel aan de literatuur. Zij ging over tot het Katholicisme.
Van 1924-’27 verbleef zij in Ned.-Indië. Haar gedichten, aanvankelijk wellicht overschat, maar later te spoedig vergeten, treffen door de vrouwelijk directe toon, van liefdesverlangen vervuld. In verschillende van haar romans behandelde zij de psychologische problemen van de toenmalig moderne intellectuele vrouw; met Nico van Suchtelen werkte zij samen aan zijn roman in brieven De stille lach (1916).Tot haar beste werk behoren een aantal van haar Indische verhalen verzameld in de bundels Ballingen (1927) en Het Huis in de hitte (1933); een nieuwe toon is daarin de lichte en gevoelige ironie.
Bibl.: Een meisjes-studente (1907); Langs het geluk (1913).
Onder pseud. Ada Gerlo: Herinneringen van een onafhankelijke vrouw (1915); Daadlooze droomen (1919); De oude schuld (1922).
Onder eigen naam: Over mooie boeken (1926); Verhalen uit het Verre Oosten (1930); Een meisje en een jongetje (1933).
Poëzie: Verzen (I, 1905; II, 1910); Nieuwe verzen (1917); Liederen van droom en derven (1926); De ongerepte droom (1950, keurbundel).
Lit.: Annie Romein, in: Vrouwenspiegel (1935); A. Donker, in: Critisch Bulletin, 1950.