Franse zeestad in het dep. Ille-et-Vilaine, ligt aan de noordkust van Bretagne, op de rots Aron, en was aanvankelijk slechts door een dam (sillon) van 200 m lengte en 45 m breedte met het vasteland verbonden.
De oude stad is nog door muren omringd (12de-13de eeuw, deels herbouwd van de 17de-19de eeuw), en wordt beschermd door een kasteel uit de 15de eeuw, aan het westeinde van de sillon. De oude stad met haar nauwe straten en vele 17de- en 18de-eeuwse huizen en de kerk St-Vincent werd in 1944 door oorlogshandelingen zwaar beschadigd en 16 Aug. 1944 bevrijd. Een havencomplex, waartoe de Ecluse de Naye toegang geeft, scheidt St-Malo van de havenstad en badplaats St-Servan, die in 1789 als afzonderlijke gemeente van St-Malo werd afgescheiden. Een tweetal havendammen verbindt de beide plaatsen. St-Malo is o.m. de zetel van een gerechtshof en van een Kamer van Koophandel, is uitvoerhaven van aardappelen en vroege groenten, invoerhaven van steenkool, en standplaats van de visserij op Newfoundland. Elk jaar vindt in Febr. voor het vertrek van de vloot in de Kerk de plechtigheid van het „pardon des Terreneuves” plaats.
Naast de visserij wordt het toeristenverkeer (badplaatsen St-Servan en Paramé) meer en meer de belangrijkste bestaansbron. St-Malo telt (1946) 11.310 inw.,St-Servan 12.830 inw.Geschiedenis.
In de 8ste eeuw vestigden zich vele inwoners van Aletum (St-Servan) op de Aronrots en stichtten er een stadje, dat zij naar hun bisschop noemden, en in 1149 werd het bisdom van Aletum derwaarts verplaatst, alwaar het bleef tot aan de Omwenteling. De inwoners dier stad onderscheidden zich reeds in de Middeleeuwen als ervaren zeelieden. Zij maakten zich in 1495 meester van de kabeljauwvisserij op Newfoundland, ontdekten onder Jacques Cartier in 1534 Canada en tellen onder hun beroemde mannen Maupertuis, Chateaubriand, Lamennais, Labourdonnais, Lamettrie en Broussais. Door de Engelsen werd de stad meermalen bedreigd, in 1378 belegerd en in 1693 gebombardeerd, evenals in 1695 door de Nederlanders. In Wereldoorlog II werd de stad vreselijk geteisterd.
Lit.: E. Dupont, Le vieux S.-M. (1925); A. Savignon, S.-M., nid de corsaires (1931).