vermaard Zwitsers taalgeleerde, speciaal belangrijk Keltoloog (Bazel 14 Mrt 1857-Bonn 9 Aug. 1940), werd in 1887 hoogleraar voor vergelijkende taalstudie te Freiburg i. Br.; in 1913 bezette hij dezelfde leerstoel (waarbij nu het hoofdaccent op de Keltologie ging vallen) te Bonn.
Hij bleef daar tot zijn emeritaat. Het gezag van Thurneysen — vooral in problemen van de Oud- en Middelierse taal en letterkunde — kan men het best karakteriseren door te zeggen dat een Keltoloog zich, zodra hij op een moeilijkheid stuit, allereerst afvraagt wat Thurneysen in verband met het onderwerp heeft gepubliceerd. Onmisbaar zijn: zijn A Grammar of Old Irish (posth. versch. en bijgew. Eng. vert., Dublin 1946; suppl. Old Irish Reader, 1949), van het Handbuch des Alt-Irischen (Heidelberg 1909); voorts het monumentale werk over een deel der epische Ierse literatuur: Die irische Helden- und Königsage bis zum siebzehnten Jahrhundert, I en II (Halle 1921, niet verder versch.); dit boek bevat na de algemene inleiding een overzicht van de teksten die tot de Ulstersage behoren. Van baanbrekend belang zijn verder Thurneysen’s publicaties over het oude Ierse recht (Brehon-recht), een materie waarin hij zich pas op latere leeftijd inwerkte.Lit.: Bibliographie d. wissenschaftl. Veröffentl. Rud. Th. (samengest. d. A. Hei er mei er, Halle 1942).