Zuidafrikaans taalgeleerde (Franshoek, Kaapprovincie, 10 Nov. 1888 - Pieter-Maritzburg 6 Sept. 1946), heeft in Kaapstad klassieke letteren gestudeerd en is in 1923 te Utrecht gepromoveerd in de Nederlandse letteren. Van 1932 af is hij aan het Natalse Universiteitscollege te Pieter-Maritzburg hoogleraar in het Afrikaans en Nederlands geweest.
Hij is de schrijver van standaardwerken op het gebied van het Afrikaans en Nederlands en was regeringsvertegenwoordiger in de commissie voor de spelling van de Afrikaanse aardrijkskundige namen, taalkundig adviseur in verband met de Afrikaanse Bijbelvertaling en lid van de Taalcommissie van de Zuid-Afrikaanse Academie voor Letteren en Kunst.DR B. VAN DEN BERG
Bibl.: Handleiding in het Afrikaans voor Nederlanders (Amsterdam 1921); Oor die Afrikaanse Sintaksis, diss. Amsterdam (1923); Praatjies oor ons taal (Kaapstad 1939); met Th. H. Ie Roux: Middelnederlandse Grammatica (2de dr., Pretoria 1945); Die bou van die Afrikaanse taal, in: Kultuurgeskiedenis van die Afrikaner II (1945-1947), blz. 40-72.
