vindt haar oorsprong in een club, in Febr. 1905 opgericht door Paul Harris, advocaat in Chicago. Deze club bestond uit leden, die ieder een ander bedrijf of beroep vertegenwoordigden, met de bedoeling het zakenleven te zuiveren van bedrieglijke en zelfzuchtige elementen en het op een hoger peil te brengen.
Omdat eenmaal per week bij toerbeurt (in rotation) bij een der leden vergaderd werd, werd deze club „Rotary Club” gedoopt. Drie jaar later werd in San Francisco een tweede club gevormd.In de loop der tijden breidde de beweging zich over de gehele aarde uit. In 1910 ontstond het centrale verband Rotary International. Het omvatte in 1952 ca 7611 clubs in 85 landen met 361.000 leden; Rotary International is in districten (met een districtsgouverneur) verdeeld, waarvan Nederland de districten 66 en 67 vormt, die samen 67 clubs omvatten. België en Luxemburg vormen het 68ste district. In België omvat de Rotary 25 clubs, in Luxemburg één. Het secretariaat voor het geheel is gevestigd te Chicago. In 1938 is een Fonds gesticht, de Rotary-Foundation, dat de verbreiding der Rotary-beginselen bevordert en ook beurzen (fellowships) verstrekt aan bekwame studenten voor studie in het buitenland.
Elke Rotaryclub komt eens per week op de lunch-tijd bijeen. Ieder lid vervult een classificatie in zijn club, d.w.z. is lid van zijn club als vertegenwoordiger van een bepaald beroep of bedrijf. Van elke classificatie kan slechts één lid in een club zitting hebben.
Het doel van Rotary is het aankweken en aanmoedigen van de wil om te dienen (het Dienstideaal) bij al wat ondernomen wordt. In het bijzonder wekt Rotary op, om:
1. velen te leren kennen, ten einde velen te kunnen dienen;
2. de toepassing te bevorderen van hoogstaande beginselen in het zaken- en beroepsleven; de waarde te erkennen van elke nuttige arbeid en elke werkkring te verheffen tot een middel om de gemeenschap te dienen;
3. het dienen toe te passen in ieders persoonlijk, maatschappelijk en zakelijk leven;
4. internationale waardering, verdraagzaamheid en begrip voor elkanders problemen te bevorderen door een wereldbond van zaken- en beroepsmannen, die door het ideaal van dienen met elkander verenigd zijn.
Lit.: C. F. Marden, Rotary and Its Brothers, diss. Columbia (1935); id., Service in My Business (Chicago 1945), Fr. vert. d. M. Duhamel (Paris 1948); C.
R. Hewitt, Toward My Neighbour, the Social Influence of the R. Club Movement (London 1951).