generaal der Jezuïeten (Amsterdam 23 Nov. 1785 - Rome 8 Mei 1853), vertrok in 1804 naar Wit-Rusland, waar hij lid werd van de daar gedeeltelijk voortbestaande orde. Hij onderwees er in het college te Dunaburg, studeerde te Polosk in de godgeleerdheid, ontving in 1812 de priesterwijding en was pastoor te Orszan, toen de Jezuïeten uit Rusland verbannen werden.
Daarop vestigde hij zich te Brig in Wallis, tot hij in 1823 rector werd van het college van Francisco de Paula te Turijn. In 1829 werd hij vicaris-provinciaal van Italië en generaal der in 1814 herstelde orde, waarvan hij door zijn energiek optreden de „tweede stichter” genoemd wordt. Onder zijn generalaat breidde de orde zich uit tot 5000 leden; hij voegde 10 nieuwe provincies aan de bestaande toe. Het proces van zijn zaligverklaring is ingeleid.Bibl.: Uitg. der „Geestelijke Oefeningen” van Ignatius in het Latijn naar de Spaanse grondtekst; Testimonia Aequalium; Epistolae; Opera Spiritualia (alle drie uitgeg. d. L. de Jonge en P. Pirri, Rome 1935 vlg.).
Lit.: P. Albers, R. en de voornaamste lotgevallen zijner orde (2 dln, Den Haag 1912); L. de Jonge, De Orde der Jezuïeten III (Wassenaar 1931); Idem, R. (1934).