Vlaams criticus en kunsthistoricus (Antwerpen 10 Febr. 1839 - 15 Juli 1914), werd leraar in de Nederlandse taal en letterkunde in 1864 aan het atheneum te Namen, in 1866 aan dat te Gent. In 1876 benoemd tot conservator van het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen, droeg hij het meest bij tot de kennis en de waardering van de Plantijnse drukkerswerkplaats.
Aanvankelijk beoefende hij bij voorkeur de letterkundige critiek in de positivistische geest van H. Taine: hij was de gezaghebbende criticus van het realistisch tijdvak in Vlaanderen. Reeds vroeg besteedde hij zijn beste krachten aan de studie der Zuid- en Noordnederlandse schilderkunst, vnl. die uit de bloeitijd der 17de eeuw. Zijn bekendste werk, de vrucht van lange, zorgvuldige onderzoekingen en nauwlettende studie, is Rubens’ Leven en Werken, een standaardwerk dat steunt op tal van tot die tijd weinig of niet bekende bronnen.Twee uitgaven van grote documentele waarde zijn verder L’Œuvre de Rubens (5 dln) en de Correspondance de Rubens, van welk laatste werk dl 1 door Charles Ruelens bewerkt werd en waarvan Max Rooses de laatste 5 dln het licht gaf. Zijn vele kleine essays munten uit door degelijke, uitgebreide wetenschap. Bovendien speelde hij een aanzienlijke rol in de Vlaamse Beweging (o.a. in de strijd voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit) en in de Antwerpse liberale partij.
Bibl.: Een drietal verhand. over de gesch. der Letterk. (Antwerpen 1865); Brieven uit Zuid-Nederland (Antwerpen 1871); W. Ogier, Antwerpsch tooneeldichter der XVIIde eeuw (Utrecht 1872); Levensschets van J. F. Willems (Gent 1874); Schetsenboek (Gent 1877); Plantijn en de Plantijnsche drukkerij (Antwerpen 1878); Plantijn’s Koninklijke Bijbel, Gesch. v. e. Boek in de XVIde Eeuw (Antwerpen 1880); Gesch. der Antw. Schilderschool (Gent 1879); Over de Alpen (Amsterdam 1880); Nieuw Schetsenboek (Gent 1882); Derde Schetsenboek (Gent 1885); Chr.
Plantin, imprimeur anversois (Antwerpen 1885 en 1897); L’Œuvre de P.P. Rubens (Anvers 1886-1892); Op reis naar heinde en ver (Gent 1889); Le Musée Plantin-Moretus à Anvers (Bruxelles 1893); Letterk. Studiën (Gent 1894); Oud-Antwerpen (Antwerpen 1894); Oude en Nieuwe Kunst (Antwerpen 1895-1896); La Corresp. de Rubens (Antwerpen 1887-1909); Ant. v. Dijck, vijftig meesterwerken (Amsterdam 1900); De Oude Holl. en Vlaamsche Meesters in den Louvre en in de National Gallery (Amsterdam 1902); P. P. Rubens’ Leven en Werken (Amsterdam 1906); De Schilderkunst van 1400 tot 1800 (Amsterdam 1909); Flandre (Paris 1913).
Lit.: J. van de Venne, M. R. (Haarlem 1893); De Gulden Passer (jrg. 1938-1939).