naam van een Bretons adellijk geslacht, dat afstamt van de hertogen van Bretagne en waarvan de stamvader in 1128 gestorven is. Het splitste zich in verschillende takken, bijv. Rohan-Gié en Rohan-Soubise, waarvan de eerste in 1638 en de tweede in 1787 uitstierf.
De tak Rohan-Guémené-Rochefort bestaat nog in Oostenrijk. Van de hertogen en prinsen de Rohan moeten genoemd worden:Hendrik II, hertog de Rohan-Gié, Hugenotenleider (Blain, bij Nantes, 21 Aug. 1579 - Königsfelden, in de Aargau, 13 Apr. 1638), trouw aanhanger van Hendrik IV. Tegen Richelieu streed hij in de Tiende Hugenotenoorlog van 1625-1629. Daarna trad hij in Venetiaanse dienst, maar in 1635 nam Richelieu hem over in zijn strijd tegen de keizer: in Lotharingen, in het Veltlindal en ten slotte in Zuid-Duitsland onder Bernhard van Saksen-Weimar. 28 Febr. 1638 werd hij bij Rheinfelden zwaar gewond.
Bibl.: Le parfait capitaine (1636); Discours politiques (1693); Mémoires et lettres sur la guerre de la Valteline (3 dln, 1785) enz.
Louis René Edouard, prins en kardinaal (sinds 1778) de Rohan-Guémené (Parijs 25 Sept. 1734 - Ettenheim, in Baden, 17 Febr. 1803), was van 1771-1774 gezant te Wenen. Op verzoek van Maria Theresia werd hij om zijn weinig stichtelijke levenswijs door Lodewijk XVI teruggeroepen, echter in 1779 tot aartsbisschop van Straatsburg benoemd. Hij werd slachtoffer van de avonturierster Lamotte, door wie hij gewikkeld werd in het beruchte halssnoerproces (1785-1786). Het Parlement van Parijs sprak hem vrij. In 1789 werd hij afgevaardigde van de geestelijkheid ter Staten-Generaal en in 1791 emigreerde hij.
Lit.: Pieth, Die Feldzüge des Herzogs R. im Veltlin und in Graubünden (1905); Ehrhard, L’ambassade du prince Louis de R. à Vienne (1901); Funck-Brentano, L’affaire du collier (1906).