Engels filosoof, historicus en archaeoloog (Coniston 22 Febr. 1889 - 1943), ging van Rugby naar Oxford, University College en werd dadelijk na beëindiging van zijn studie, in 1912, Fellow van Pembroke College en tutor in de wijsbegeerte. Als archaeoloog was hij een leerling van Haverfield, wiens leidende plaats in de archaeologie van Engeland in de Romeinse tijd hij mettertijd ging innemen, al bleef hij in de eerste plaats filosoof.
Hij beoefende de wijsbegeerte in het nauwste verband met de geschiedenis en heeft op verschillende manieren getracht tussen beide een brug te leggen en zelfs haar identiteit te bewijzen. Vooral in de wijsbegeerte van de godsdienst was hij sterk geïnteresseerd. Op al deze gebieden was hij als docent en als schrijver zeer vruchtbaar, brillant en van grote wijdheid en diepgang; in de Engelse wijsbegeerte wel de meest constructieve geest sinds Bradley. Bovendien was hij een uitstekend tekenaar en een groot zeiler.
In 1934 werd hij Waynflete professor in de metafysica en Fellow van Magdalen College. In 1941 nam hij om gezondheidsredenen ontslag.PROF. MR H. R. HOETINK
Bibl.: Religion and Philosophy (1916); Roman Britain (1923, nieuwe ed. 1932); Speculum Mentis (1924); Outlines of a Philosophy of Art (1925); The Archaeology of Roman Britain (1930); An Essay on Philosophical Method (1933); The Historical Imagination (inaug. oratie, 1935); Roman Britain and the English Settlements (1936, 2 ed. 1937); The Principles of Art (1937); An Essay on Metaphysics (1940); An Autobiography (1939); The First Mate’s Log (1940) (zeiltocht van Zuid-Frankrijk naar de Griekse eilanden en terug); The Three Laws of Politics (1941); The New Leviathan (1942); The Idea of Nature (1944); The Idea of History (1946).
Lit.: R. B. McCallum, in Proceedings of the British Academy 1943, blz. 463-468; T. M.
Knox, Notes on G.’s Philosophical work, t.a.p. blz. 469-475 (met lijst van wijsgerige geschriften); J. A. Richmond, Appreciation of R. G.
C. as an Archaeologist, t.a.p. 476-485 (met lijst van archaeolog. geschriften); T. M. Knox inleiding p. V-XXIV tot: The Idea of History (1946).