Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RIJPING

betekenis & definitie

(plantkunde) noemt men de laatste phase van een ontwikkelingsproces dat culmineert in de vorming van kiemkrachtige zaden en vruchten bij de hogere planten, van dito gameten en sporen bij de lagere. Wij zullen ons hier beperken tot de bespreking van het rijpingsproces bij de hogere planten.

Nadat in het vruchtbeginsel (zie bloem) de eicel versmolten is met één der kernen uit het bevruchtende stuifmeel, ontwikkelt zich hieruit het embryo. De andere stuifmeelkern is versmolten met de secundaire embryozakkern en hieruit ontstaat na herhaalde delingen het endosperm, dat rijk is aan reservestoffen. Ook andere weefsels kunnen als opslagplaatsen van reservestoffen dienst doen, bijv. het perisperm, dat uit het nucellusweefsel ontstaat, terwijl soms ook delen van het embryo i.c. de cotylen zich met reservestoffen vullen. Deze reservestoffen worden gevormd uit de voedingsstoffen, die uit andere delen van de plant toegevoerd worden, ten dele ook uit het omringende weefsel. Ook in de integumenten treden veranderingen op: bepaalde cellen krijgen verdikte, vaak verhoute celwanden, totdat zich hieruit de zaadhuid gevormd heeft. Ook in het omringende vruchtbeginsel zien we veranderingen optreden, hetzij bestaande in een verharding (bijv. noten), hetzij in een succulent en vlezig worden (appels, kersen enz.).

De grootte neemt toe, vorm en kleur veranderen. Dit hele ontwikkelingsproces wordt op gang gebracht door de bevruchting, doch in sommige gevallen ontwikkelt het vruchtbeginsel zich tot vrucht zonder dat de zaadknop bevrucht is. Er ontstaan dan parthenocarpische vruchten, zoals bij de eetbare variëteit van de banaan. Men kan een dergelijke parthenocarpische vruchtvorming ook teweeg brengen door bepaalde chemicaliën, verwonding e.d. Op een bepaald moment van het normale rijpingsproces laat de vrucht los van de moederplant. Soms is het zaad reeds kiemkrachtig, soms moet het een narijping doormaken voor het kan kiemen (zie kieming).Tijdens de rijping treden ook zeer grote veranderingen op in de chemische samenstelling: het gehalte aan koolhydraten verandert, er worden organische zuren gevormd, bij vetrijke zaden worden koolhydraten in vetten omgezet, terwijl ook de reuk- en smaakstoffen gevormd worden, die voor de consumptiewaarde der eetbare vruchten van zo grote betekenis zijn. Ter illustratie van deze veranderingen geven wij enkele gegevens bij peren (bij andere vruchten is het verloop weer iets anders). Men kan hier een eerste periode onderscheiden, waarin levendige celdelingen optreden, de ademhaling intensief is en een sterke eiwitvorming optreedt. Deze wordt gevolgd door een tweede periode, waarin de celdelingen opgehouden zijn, daarentegen wel celstrekking optreedt, de ademhaling gering is, de aangevoerde koolhydraten dus niet meer verbruikt worden en grote met sap gevulde vacuolen ontstaan.

Gedurende de laatste rijpingsphase, die in de practijk eerst na de pluk optreedt, neemt de ademhaling opnieuw toe en wordt de peer zacht, hetgeen berust op het oplossen van de pectine in de middenlamellen der celwanden, zodat de cellen van elkaar loslaten. Het is voor de practijk van groot belang het tijdstip te weten, waarop de peer geplukt moet worden. Door vroegtijdig te plukken en daarna de vruchten bij lage temperatuur te bewaren kan men de rijping vertragen waarna men door de vruchten weer bij hoge temperatuur te brengen de laatste rijpingsphase kan versnellen. Op deze wijze tracht men rijpe vruchten te krijgen op andere momenten dan dit in de natuur het geval is.

DR A. QUISPEL

< >