(1) Amerikaans dichter (Cambridge, Massachusetts 15 Nov. 1787-2 Febr. 1879), studeerde aan het Harvard-College in de rechten, praktizeerde enige tijd als advocaat, kwam toen aan de redactie van de North American Review (1818) en richtte in 1821 een eigen periodiek op, The Idle Man, dat maar kort bestond. Later redigeerde hij de New York Review. Hij schreef een aantal goede gedichten, waaronder The Buccaneer (1827), verscheidene essays, waaronder critische, die het letterkundig peil van het toenmalig Amerika zeer verhoogden en twee romans, Tom Thornton en Paul Felton.
(2) zoon van de voorgaande en bekend als schrijver en staatsman (Cambridge, Mass. i Aug. 1815 - Rome 7 Jan. 1882), nam in 1834 dienst als gewoon matroos op een Zuidzeevaarder en gaf in Two Years before the Mast (1837) zijn ondervindingen als zodanig ten beste. Later onderscheidde hij zich als kenner van het zeerecht, schreef The Seaman’s Friend (1841) en bezorgde een uitgave van Wheaton’s International Law (1866). Hij was lid van de commissie tot het herzien van de constitutie van Massachusetts (1853) en tevens van de republikeinse beweging in 1856, werkte ijverig mede tot de verkiezing van Lincoln en Grant en vertegenwoordigde de V.S. bij het proces van hoogverraad, gevoerd tegen Jefferson Davis. Voorts schreef hij: To Cuba and back (1859), biografieën van Channing en Allston.
President Grant benoemde hem in 1876 tot gezant te Londen, maar deze benoeming werd niet bekrachtigd door de Senaat.
Lit.: C. F. Adams, Life of R. H.
D. junior (2 dln, London 1890).