president van de Geconfedereerde Staten van Amerika (Kentucky 3 Juni 1808 New Orleans 6 Dec. 1889), bezocht de militaire school van Westpointen vestigde zich in Mississippi op een katoenplantage. Hij was in het huwelijk getreden met een dochter van Zachaiy Taylor, later president van de V.S. waardoor hij behoorde tot de rijke slavenbezittende klasse.
In 1845 werd hij tot lid van het Congres gekozen.Aan de oorlog tegen Mexico nam hij in 1845 deel als kolonel van de vrijwillige karabiniers van Mississippi. In 1848 werd hij in de Senaat gekozen. Hier bemoeide hij zich vooral met militaire aangelegenheden, verdedigde de slavernij en zocht de autonomie van de afzonderlijke staten zoveel mogelijk te bevorderen in de geest van Calhoun, die hij opvolgde als leider van de Zuidelijke Staten. In 1851 werd hij candidaat van de democraten voor het gouverneurschap van Mississippi.
Zijn tegenstander Foote behaalde echter de overwinning.
In 1852 bewees hij een grote dienst aan de democratische partij door de keuze van Pierce tot president te bevorderen; deze benoemde hem in 1853 tot secretaris voor zaken van Oorlog. Weldra heerste hij door zijn invloed over de president en het gehele kabinet. Steeds werkte hij in het belang van de slavenhoudende Staten, maar hij verzette zich met kracht tegen de neiging tot secessie: hij hoopte in de Unie de Zuidelijke Staten te doen blijven heersen. Toen Buchanan gekozen werd (1857), verliet hij het ministerie en werd nu wederom afgevaardigd naar de Senaat, waar hij de leider van de uiterste conservatieven was en heftig streed met Douglas, de leider van de Noordelijke Democraten.
Tijdens de verkiezingscampagne, waarin Lincoln de overwinning behaalde, was hij nog niet vóór afscheiding, maar toen ook Mississippi afvallig werd van de Unie, verliet hij met de overige Secessionisten de Senaat (21 Jan. 1861).
Het Congres van de Geconfedereerde Staten te Montgomery in Alabama koos hem tot president van de Zuidelijke Confederatie. Hij aanvaardde 16 Febr. 1861 dit ambt, en beproefde nog drie maanden een bloedige oplossing te vermijden, doch vruchteloos. Nu leidde hij te Richmond met kracht, zij het niet steeds met beleid, de Bond van de slavenhoudende staten (hij zette o.a. het verbod door van katoenuitvoer, om zo Engeland en Frankrijk te dwingen de Bond te erkennen) en was tot het laatst toe de ziel van de opstand (z Secessieoorlog). Op hevig verzet in eigen kring stuitte zijn denkbeeld het Zuidelijke leger te versterken met slaven, die met vrijlating beloond zouden worden.
Nadat Lee 9 Apr. 1865 de wapens nedergelegd had, verdween alle hoop op verdere tegenstand, en was Davis gedwongen te vluchten, vooral daar president Johnson hem van medeplichtigheid beschuldigde aan de aanslag tegen Lincoln en Seward. Hij werd 10 Mei 1865 door Unionistische cavalerie bij Irwinsville in Georgië gevangen genomen. In Mei 1867 werd hij onder borgtocht op vrije voeten gesteld. Hij werd door het gerecht vrijgesproken van deelneming aan de aanslag op Lincoln en in Dec. 1868 bevrijdde het algemeen pardon ook hem van alle vervolging wegens landverraad.
Na die tijd vestigde hij zich in Memphis als directeur van een verzekeringsmaatschappij, die in 1873 liquideerde. Sinds 1878 leefde hij ambteloos. In 1893 werd zijn stoffelijk overschot naar Richmond overgebracht en met grote plechtigheid bijgezet.
Lit.: R. Mc Elroy, J. D., 2 dln (1937); H. J.
Erckenrode, J. D. (1924) J D. Rowland, J. D. constitutionalist, his letters, papers and speeches (10 dln, 1923); A.
Tate, J. D. (1929); E. B. Cutting, J.
D. (1930); R. W. Patrick, J. D. and his cabinet (1944); C.
Dowdey, Experiment in rebellion (1946).