voorwerpen veelal van kostbaar materiaal en met rijke versiering, bestemd om relieken van heiligen of van geheiligde zaken of plaatsen te bevatten. Zij kwamen vnl. op toen aan het eind van de 11de en het begin van de 12de eeuw de gebeenten van heiligen uit de graven genomen en ter verering „verheven” werden.
Dit viel ongeveer samen met de vroegste kruistochten, toen talrijke echte of vermeende relieken vanuit het Oosten naar Europa werden meegebracht. De vorm der reliekhouders is zeer gevarieerd.Men onderscheidt o.a.:
1. De zgn. rijven (Fr. chasses), kist-, of beter: huisvormige schrijnen, die het gehele gebeente bevatten. Zij bestaan gewoonlijk uit een lange houten kist met tentdak, geheel bekleed met gedreven, veelal vergulde, metalen platen met figuratieve voorstellingen, émaux, edelstenen en kristallen (cabochons). Men vereerde in het gebeente van de heilige, van de mens dus, die zeker was van de opstanding in Christus ten jongsten dage, indirect Christus zelf. Vandaar, dat Christus steeds op een der smalle zijden de ereplaats inneemt; deze Christusfiguur was bij de opstelling der rijve achter een altaar naar de altaartafel gekeerd (oorsprong van het retabel?). In overeenstemming hiermee geeft de iconografische inhoud van de versiering der oudste exemplaren (bijv. de „Noodkist” te Maastricht) wel een samenvatting van het Laatste Oordeel en duidt de vorm op de woonstede van de heilige in het nieuwe Jeruzalem. Deze rijven werden in de 12de en 13de eeuw vooral in de Maasstreek en ook in het Rijnland vervaardigd;
2. Reliekenbusten, die gewoonlijk slechts de schedel van de heilige bevatten (St Alexander, Brussel; St Plechelmus, Oldenzaal; St Servaas, Maastricht). Vermoedelijk hebben zij zich ontwikkeld uit de vroegste heiligenbeelden: zittende, met metaal beklede figuren (o.a. Ste Foy, Conques);
3. Kleine kistjes of doosjes (capsulae) in allerlei vorm en stof (metaal, hout, ivoor) en veelvuldig van profane herkomst, evenals:
4. Jachthoorns, beurzen van kostbaar weefsel of bewerkt leer;
5. Ostensoria, in de vorm van monstransen of torentjes;
6. Houders in de vorm van ledematen, bijv. arm met zegenende hand, die dan een armbeen of een gedeelte der hand bevat;
7. Reliekentafels, versierde, soms ronde of gelobde platen, die één of meer relieken bevatten;
8. Reliekhouders, die resten van een geheiligd voorwerp omsluiten en welker vorm aan dat voorwerp herinnert, als delen van het kruishout in een kruisvormige houder op voet. Vooral tijdens de Middeleeuwen behoorden de reliekhouders tot de fraaiste en rijkst versierde producten der kunstnijverheid. Men vindt ze, behalve in musea en collecties, in de schatkamers van oudere kerken (Maastricht, Aken, Keulen, Siegburg, Tongeren, Luik, Doornik, Namen). Zie voor ill. ook Duitse kunst I.
PROF. DR J. J. M. TIMMERS
Lit.: J. Braun S.J., Die Reliquiare (Freiburg i. Br. 1940).