zijn mineralen, die zich onderscheiden door schoonheid van kleur, glans en schittering, soms door volmaakte doorzichtigheid en bijna kleurloosheid, soms door kleurenspel, meestal door grote hardheid en gewoonlijk door zeldzaamheid. Buiten deze definitie vallen parels, die evenals edelgesteenten als juweel gebruikt worden, echter geen mineralen maar dierlijke producten zijn, waartoe ook bloedkoralen behoren.
Zonder dat een nauwkeurige scheiding mogelijk is, kunnen de edelstenen naar hun waarde in enige groepen verdeeld worden, bijv. in edelstenen, halfedelstenen en sierstenen. De grenzen staan niet vast, omdat de waarde niet wetenschappelijk vastgesteld wordt, maar door fraaiheid, zeldzaamheid en mode beïnvloed wordt. Van een wetenschappelijk standpunt zijn slechts die juwelen echte edelstenen, die harder zijn dan kwarts, want dit komt overal in stof voor, waardoor even harde of zachtere juwelen in het gebruik spoedig hun glans verliezen. Van dit standpunt beschouwd zijn slechts diamant (Hardheid 10), saffier en robijn (H = 9), chrysoberyl (H = 8½), topaas en spinel (H = 8) en smaragd en aquamarijn (H = 7¾) hard genoeg om edelsteen genoemd te worden. Waardevol om hun schoonheid en tevens zeldzaamheid, dus edelstenen van de eerste soort, zijn hiervan slechts diamant, saffier, robijn en smaragd. Daarvan zijn tegenwoordig diamant en smaragd de kostbaarste.In de benaming der edelstenen heerst grote willekeur en verwarring. Een commissie in Duitsland, bestaande uit vertegenwoordigers van edelsteenindustriëlen, juweliers en mineralogen heeft in 1929 getracht hieraan een einde te maken door het samenstellen van een edelsteen-nomenclator, die de volgende 5 groepen omvat:
1. Edelstenen;
2. Halfedelstenen;
3. Synthetische edelstenen;
4. Doubletten en
5. Imitaties.
In de eerste drie groepen worden naast elkaar drie soorten namen gegeven:
1. die van de mineraalsoort;
2. die van de mineraalvariëteit en
3. die van de edelsteenhandel.
Als edelstenen worden de volgende soorten en variëteiten genoemd, waarbij hier slechts een enkele naam uit de edelsteenhandel genoemd wordt, voor zover dat voor een overzicht nodig is: diamant, korund (robijn, rood en saffier, de laatste behalve blauw in talrijke kleuren en kleurloos), chrysoberyl, spinel, topaas, beryl (smaragd, groen, aquamarijn, blauw en beryl, andere kleuren), euklaas, zirkoon, met de rode variëteit hyacinth, toermalijn, olivien (= peridoot = chrysoliet), spodumeen (hiddeniet en kunziet), edel-opaal en turkoois.
Tot de halfedelstenen worden 31 mineralen gerekend, 62 variëteiten en meer dan 100 handelsnamen. Onder de handelsnamen der halfedelstenen komt een groep voor, die mineralogisch onjuist is. Een der typische kleuren van het mineraal topaas is geel. Echte topaas heet nu in de nomenclator edeltopaas, de gele dus gele edeltopaas. Onder de halfedelstenen komt kwarts o.a. in een gele variëteit voor, die mineralogisch citrien heet en die de volgende handelsnamen kreeg: topaas, goudtopaas, Schotse topaas, Madeira topaas en Spaanse topaas. Topaas in de officiële nomenclator is dus geen topaas maar gele kwarts. Tot de halfedelstenen behoren o.a. de volgende soorten: cordieriet = dichroiet, vuuropaal, granaat in verschillende kleuren: rood, bruinrood, groen.
De kwartsgroep omvat talrijke variëteiten: bergkristal (kleurloos), citrien (geel), rookkwarts (bruingrijs), amethyst (violet), die alle doorzichtig zijn, de doorschijnende rose kwarts, de ondoorschijnende groene plasma en praseem, de heliotroop (groen met rode puntjes), jaspis (bruin en rood), dan de verschillende chalcedonen, waartoe de rode karneool en de groene chrysopraas behoren, de achaten, waartoe onyx behoort, ten slotte kwarts met vezelachtige insluitsels, die een merkwaardige lichtschijn veroorzaken: kattenoog, tijgeroog en valkenoog.
Tot de veldspaatgroep behoren de maansteen, amazonesteen en labradoriet. Nefriet en jadeiet of jade is de kostbaarste steen der Chinezen, die evenals bergkristal, amethyst en rose kwarts met groot geduld en dikwijls ook met kunstvaardigheid tot beeldjes, vazen, juwelen enz. gesneden en geslepen wordt. Als juwelen zijn deze Chinese kunstvoorwerpen ook hier op de markt gekomen. Pyriet, markasiet en hematiet of bloedsteen behoren tot de ertsen en vertonen metaalglans. Malachiet is gestreept donker en lichtgroen. Tot de halfedelstenen worden ook gerekend twee plantaardige producten barnsteen, een fossiel hars en git (= gagaat), een soort bitumineuze steenkool.
Vezelachtige insluitsels veroorzaken, wanneer zij evenwijdig gerangschikt zijn, een eigenaardige lichtschijn. Stervormige lichtschijnsels ontstaan, wanneer naaldvormige insluitsels of buisvormige holten volgens kristallografische richtingen in het mineraal gerangschikt zijn; men spreekt dan van asterisme. De mooiste voorbeelden hiervan zijn stersaffieren en sterrobijnen, die gewoonlijk flets van kleur zijn, maar, indien zij kleur en ster duidelijk verenigen, hoge waarde bezitten.
Onder doubletten verstaat de nomenclator stenen, waarvan het bovenste gedeelte echt is, het daaraan gekitte onderste ook echt en hetzelfde mineraal, òf een minderwaardig mineraal òf een kunstproduct (glas), al of niet met toevoeging van een kleurstof. Een robijndoublet moet dus steeds echte robijn bevatten.
Onder imitaties worden namaaksels uit de een of andere, al of niet gekleurde glassoort verstaan.
De synthetische edelstenen moeten in de handel de naam synthetisch dragen. Er bestaan tot nu toe drie soorten:
1. Synthetisch korund (Al2O3), waarvan de dieprode variëteit synthetische robijn heet, de blauwe synthetische saffier en de anders gekleurde witte-, oranje-, groene-, enz. synthetische saffier;
2. synthetische spinet (MgO.Al2O3) in verschillende kleuren;
3. synthetische smaragd, die echter slechts in zeer kleine exemplaren vervaardigd is en die, in verband met de kostbare fabricage, geen practische betekenis bezit. Synthetische edelstenen zijn scheikundig en natuurkundig geheel gelijkwaardig aan de natuurlijke producten; het zijn natuurgetrouwe copieën er van, maar zij missen de verschillende insluitsels van andere mineralen, die wel in de natuurlijke stenen optreden en die tot de kenmerken dezer laatste behoren. Practisch bezitten zij dezelfde waarde, maar zij missen de zeldzaamheid. De vervaardiging van synthetische korund in bijna alle gewenste kleuren en ook van de synthetische spinel is tegenwoordig zo ontwikkeld, dat de prijzen van deze wel echte maar niet natuurlijke edelstenen uitermate laag zijn, nl. variërend van 5 tot 25 gulden per stuk in geslepen toestand, terwijl de natuurlijke edelstenen al naar de kleur en helderheid 10-100 maal zoveel kosten en in bijzonder fraaie exemplaren nog meer. De natuurlijke edelstenen zullen zo lang hun hoge waarde behouden, als de menselijke eigenschappen: hechten aan traditie en liefhebberij voor zeldzame voorwerpen, blijven bestaan, mits het mogelijk blijft de natuurlijke edelstenen van de synthetische te onderscheiden. Dat is nu nog mogelijk, maar reeds veel moeilijker dan in het begin der fabricatie; een microscoop is daarvoor nodig, naast de kennis der eigenaardigheden van natuurlijke en synthetische edelstenen.
Er schuilt hier een groot gevaar voor het publiek en voor de juwelier en het is mede hierom, dat in enige landen diensten bestaan, die zich met het onpartijdig, wetenschappelijk onderzoek van edelstenen belasten; o.a. in Londen het „Precious Stone Laboratory of the London Chamber of Commerce”. Nederland bezit geen dergelijk officieel laboratorium. Het met zekerheid herkennen der talrijke natuurlijke edelstenen kan slechts langs wetenschappelijke weg geschieden. De op ervaring berustende manier van edelsteenonderzoek, die van vader op zoon werd overgedragen en nu nog door veel juweliers wordt toegepast, laat ons in de steek, zodra zich moeilijke gevallen voordoen. Voor het determineren van een edelsteen moet deze liefst niet gevat zijn. De eerste eigenschap, die bepaald moet worden, is het soortelijk gewicht. Deze in verbinding met talrijke optische eigenschappen, die met behulp van een polarisatiemicroscoop en een refractometer worden bepaald, voeren vrijwel steeds tot het doel. De hardheid te bepalen moet in het algemeen worden ontraden, omdat de steen daarvan meestal lijdt.
PROF. DR B. G. ESCHER
Lit.: M. Bauer, K. Schlossmacher, Edelsteinkunde, 3. Aufl. (Leipzig 1932); J. Bolman, De edel- en siersteenen (Amsterdam 1938); Idem, Welcher Edel- oder Schmuckstein ist das (Leiden 1942); G. F. Herbert Smith, Gemstones, 9th ed. (London 1940); B. W. Anderson, Gem Testing (London 1947).
Slijpen der edelstenen.
Een reeks bewerkingen, zoals kloven, snijden en slijpen, geven aan een kostbaar mineraal — in de eerste plaats aan diamant — een fraaie vorm en een schittering, waardoor het de geschiktheid verkrijgt als sieraad te dienen. De bewerking van andere edelgesteenten (voor diamant zie diamant en daaronder diamantbewerking) komt voor een deel met die van diamant overeen. Men gebruikt daarvoor ook een ijzeren schijf. Er wordt echter geen gebruik gemaakt van zgn. machinedoppen, noch van doppen met soldeer gevuld. De te slijpen edelsteen (geen diamant) wordt in een stokje geplaatst, waarvan de kop uit cement bestaat. Een plankje met gaatjes daarin aangebracht op de juiste verhouding van het stokje waarin, en de schijf waarop het edelgesteente wordt bewerkt, maakt het slijpen dezer stenen tot een eenvoudiger werk dan het slijpen van diamant. De bewerking dezer stenen geschiedt vnl. te Idar-Oberstein (Duitsland), te Gablonz (Tsjechoslowakije) en in de Franse Jura.
Valse edelgesteenten.
Men kiest hiertoe gesteenten, die met de kostbare edelgesteenten een grote overeenkomst hebben en geeft bijv. pingos d’aqua (waterdroppels), zgn. witte saffieren of kleurloze topazen in plaats van diamanten, verder gegloeide topazen voor spinel, almandien, almandienspinel en gegloeide amethysten voor topaas, cyaniet enz. Een gewone vervalsing is het vervangen van diamant door glas, daar men hieraan op een hoogst misleidende wijze het voorkomen weet te geven van echte edelstenen. Het glas, dat daarvoor gebruikt wordt, strass geheten, bevat veel lood en wordt bereid uit kiezelaarde (zeer fijn gestoten bergkristal), kalisalpeter, zuiver loodoxied en boorzuur als vloeimiddel. Door de geringe hardheid — het snel „slijten” van de steen — het geringere lichtbrekend vermogen en de mindere kleurschifting, is de vervalsing gemakkelijk door een deskundige te herkennen. Gekleurde juwelen worden nagemaakt door aan het strass verschillende kleurende mengsels toe te voegen, die ook bij het glasschilderen te pas komen. Valse turkooizen vervaardigt men uit de door vivianiet blauwgroen gekleurde tanden van mastodonten en dinotheria. Een derde soort vervalsing geschiedt door verdubbeling, nl. door twee stenen met de platte oppervlakte aaneen te hechten en zo te zetten, dat die samenvoeging voor het oog verborgen is. In plaats van een gewaande grote steen heeft men dan twee kleine, terwijl door die methode tevens de kleur en de glans verhoogd worden. Men heeft halfechte doubletten, wanneer alleen de bovenste steen echt is, onechte, wanneer de bovenste steen uit bergkristal of glas en de onderste uit gekleurd glas bestaat en holle, wanneer de bovenste holgeboord bergkristal en de holte met een gekleurde vloeistof gevuld en met een kristalblaadje dichtgemaakt is. Men neemt er de proef van door zulke stenen in warm water te
werpen, waardoor de kleefstof loslaat en de doubletten uiteenvallen, doch deze proef baat niet, wanneer de beide helften aaneengesmolten zijn. Deskundigen echter onderscheiden de holle doubletten door ze op de nagel te plaatsen en er ter zijde doorheen te zien. Ook het röntgenonderzoek speelt een rol bij het onderscheiden van valse en echte diamanten.
DR HENRI POLAK ♰
P. VAN MUIJDEN