Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

REGISTRATIERECHT

betekenis & definitie

werd oorspronkelijk in Nederland geheven wegens het inschrijven van akten in de daartoe door de ontvangers der registratie aangehouden registers. De strekking van die inschrijving is tweeledig: enerzijds het verschaffen van zekerheid van dagtekening aan akten, die zulke zekerheid nog niet hebben (art. 1917 B.W.), anderzijds het uitoefenen van toezicht op openbare ambtenaren, die met het opmaken van akten zijn belast.

Het recht, dat voor deze verrichtingen wordt geheven, heeft het karakter van een retributie* en mag dus in beginsel niet hoog zijn. (In dit verband zij er op gewezen, dat in de registers niet meer wordt overgenomen dan datgene wat nodig is om de akte te herkennen; met name is een vrij algemeen verspreid misverstand dat bij verlies van een geregistreerde akte de inspecteur der registratie in staat zou zijn uit zijn registers een afschrift van die akte te verschaffen).Van oudsher is deze formaliteit echter dienstbaar gemaakt aan het verwerven van fiscale inkomsten; van allerlei rechtshandelingen wordt een min of meer belangrijke belasting geheven, welke geïnd wordt op het tijdstip, waarop de van die behandeling opgemaakte akte geregistreerd wordt (droit d'acte); in andere gevallen gaat men nog verder en legt men de verplichting op om van bepaalde handelingen een akte of verklaring op te maken, welke ter registratie moet worden aangeboden, waarbij dan weer het recht wordt geheven, terwijl — als de aanbieding van akte of verklaring achterwege blijft — het recht ook zonder die aanbieding kan worden ingevorderd (droit de mutation).

Een staalkaart van al deze heffingen vertoonde de Franse wet van 22 Frimaire an VII, die in Nederland tot 1 Juni 1917 heeft gegolden. Zij werd vervangen door de wet van 22 Mrt 1917, Stbl. no 243, (Registratiewet 1917), die slechts enkele heffingen kent, nl.:

Evenredige rechten. 5 pct wegens overdracht van onroerend goed onder bezwarende titel (aangevuld door een heffing op de overdracht van aandelen in onroerend-goed-maatschappijen ter voorkoming van ontduiking van het overdrachtsrecht op onroerend goed); 2½ pct wegens plaatsing en storting, ¼ pct wegens enkele plaatsing en 2¼ pct wegens latere storting van kapitaal in naamloze vennootschappen en in andere vennootschappen, waarvan het kapitaal in aandelen is verdeeld; 1 pct wegens openbare verkopingen van roerende goederen.

Vaste rechten, ƒ 3,— voor bewijsakten, niet vallende onder de evenredige rechten en ƒ 0,50 voor alle andere stukken. De vaste rechten hebben hun karakter van retributie behouden, al zijn zij juridisch geconstrueerd als belastingen; de evenredige rechten zijn economisch en juridisch belastingen; zij zijn uitsluitend ontstaan uit de behoeften van de landheer, later van de fiscus en kunnen op geen andere wijze dan door op die behoefte te wijzen, worden gerechtvaardigd.

MR A. J. VAN SOEST

Lit.: H. C. Ittmann, Registratiewet 1917, 2de dr. (1927), met 2 suppl. door A. J. van Soest (1932-33); H. F. R.

Dubois, De Registratiewet, 5de dr. (1946, Het Ned. bel. recht, 5); P. Themmen, Registratiewet 1917 (1939, De belastingwetg. R. D2); T. J. B. van der Meyden, De Registratiewet 1917 (1943, De vakstudie, 21).

< >