(1, literatuur) noemt men de regel(s), die men aan het slot van elke Strophe van bepaalde gedichten ongewijzigd terugvindt. Een soortgelijke herhaling wordt o.a. reeds aangetroffen in Psalm 136 en in de klacht van Bioon over de dood van Adonis (resp. 5de en 3de eeuw v.
Chr.); zij komt echter veelvuldig in de volkspoëzie der nieuwere volkeren voor, waarbij dan elke Strophe of elk couplet vaak met een groepje van dezelfde regels eindigt. De Rederijkers* droegen de term refrein over op hun ontelbare, meestal uit vier Strophen bestaande gedichten, die de onderhavige herhaling, door hen gewoonlijk stock (regel) geheten, vertonen en waarvan de bloeitijd tussen 1400 en 1600 wordt geplaatst. (Dergelijke gedichten komen overeen met de Franse ballades.) Grotebekendheid verwierven aldus de Refereinen van Anna Bijns* (1494-1575). Daarentegen zijn de Politieke Refereinen (1844) van Theodoor van Ryswyck* gewone gedichten, waarvan slechts enkele van een refrein, d.i. een in alle strophen gelijkluidende slotregel zijn voorzien. Sinds de 17de eeuw wordt het refrein in zijn oorspronkelijke betekenis hoofdzakelijk in luimige liederen (bijv. bij Béranger, Speenhoff enz.) en in straatliederen gebezigd.
DR W. VAN EEGHEN
Lit.: C. Kruyskamp, De Refreinenbundel van Jan van Doesborch I (Leiden 1940), XXXI vlgg.; J. van Mierlo, Nieuwe studiën over Anna Bijns (Gent 1951), 59 vlgg.; A. Van Eeslander, Het refrein in de Nederlanden (Gent 1953).
(2, muziek) is de naam voor een telkens na een afwijkend gedeelte terugkerende karakteristieke muzikale episode. Deze compositietechniek, welke men veelvuldig in instrumentale muziek toegepast vindt, is ongetwijfeld afkomstig van vocale composities op versteksten met een refrein, waarbij het refrein steeds op dezelfde wijze gecomponeerd werd. De vocale oorsprong van instrumentale refreincomposities blijkt ten overvloede doordat de afwijkende episodes couplet genoemd worden (z muziek, vormleer). Een instrumentaal refrein in een vocaal werk (bijv. een opera) wordt wel ritornel genoemd. In operettes en vermaaksmuziek, waar het couplet vaak door soli en het refrein door het koor wordt gezongen, wordt het refrein tegenwoordig chorus genoemd.