heetten de koloniën der Jezuïeten in Zuid-Amerika in de 17de en 18de eeuw. De eerste werden gesticht in 1609 in het gebied van de Paraná-stroom.
De Jezuïeten breidden weldra hun invloed uit over gans Paraguay en Uruguay en groepeerden de 105 000 Indianen die er leefden in 30 reducciónes. Kenmerkend voor de economie van de reducción was het gemeenschappelijk bezit; alle Indianen moesten arbeid leveren. De vruchten hiervan strekten tot het onderhoud van allen en tot het betalen van tribuut aan de Spaanse kroon. De bedoeling van deze instelling, waarin wereldlijke Europeanen niet konden opgenomen worden, was in principe de Indianen te beschaven en ze te beschermen tegen de knevelarijen van de eigenaars van encomienda*’s. De Jezuïeten waren onderworpen aan de Spaanse kroon en hun activiteit als kolonisators kwam ten goede aan Spanje, vooral toen na de uitdrijving van hun orde uit Spanje (1767) de reducciónes bij het koloniale imperium ingelijfd werden.Lit.: P. Hernandez, Organisación social de las doctrinas garanies de la Compañía de Jesus (Barcelona 1913).