Westduitse industriestad in het Land Noordrijnland-Westfalen met (1952) 110 960 inw. (1939: 86 000; 1946: 90 000 inw.), van wie 62 pct R.K., 34 pct Prot. en 4 pct andersdenkenden, ligt op 77 m hoogte aan een kruispunt van spoorwegen en heeft een haven aan het Rijn-Hernekanaal. De stad bezit o.a. de St Petruskerk (13de eeuw), een slot (de Engelsburg) van de hertog van Areberg en heeft een uitgebreide industrie (bierbrouwerij, chemische fabrieken, textiel- en metaalindustrie, spoorwegwerkplaatsen).
Ook zijn er steenkolenmijnen. De vroegere Landgemeinde Recklinghausen werd in 1926 grotendeels door de stad geannexeerd.Recklinghausen, in de Karolingische tijd een koninklijke hoeve, kwam in de 12de eeuw in het bezit van de aartsbisschop van Keulen. Ook het zgn. Vest Recklinghausen, een Oudgermaanse rechtsgebied was Keuls bezit. In de 14de eeuw maakte de stad deel uit van de Hanze. Van 1441-1576 waren Stad en Vest aan de heren van Gemen verpand, in 1803 kwamen zij aan de hertog van Arenberg. De stad bleef in Wereldoorlog II betrekkelijk gespaard. Het aantal gebouwen en woningen (1939 =100 pct) bedroeg in 1945: 94 resp. 89 pct, in 1951: 110 resp. 103 pct.