Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RECHTSPERSOON

betekenis & definitie

Persoon in juridische zin is ieder, die rechtsbevoegdheid bezit, d.i. de bekwaamheid heeft om drager (subject) van rechten te zijn. Rechtspersoonlijkheid of rechtsbevoegdheid is een hoedanigheid, die door het objectieve recht verleend wordt en toekomt aan degenen, aan wie zij door het recht wordt toegekend.

In tegenstelling met antieke rechtstelsels kent het moderne recht rechtsbevoegdheid toe aan alle mensen maar erkent naast dezen nog andere dragers van rechten en verplichtingen. Ter onderscheiding noemt men de mensen natuurlijke personen, de anderen rechtspersonen.Onder de benaming rechtspersoon begrijpt men:

1. de stichting* d.i. ieder vermogen met een bepaalde bestemming, maar zonder eigenaar, dat in het rechtsverkeer behandeld wordt, als ware het een persoon, bijv. een weeshuis;
2. iedere gemeenschap van mensen, die in het rechtsverkeer geldt, als ware zij een enkele persoon. Het Ned. Burg. Wetb. behandelt deze gemeenschappen in de artt. 1690-1702 onder de benaming zedelijke lichamen. Zij zijn te onderscheiden in:

a. verenigingen, dat zijn die gemeenschappen, die haar ontstaan danken aan de vrijwillige aaneensluiting van private personen, die dus door private personen worden opgericht en steunen op overeenkomst;

b. gemeenschappen, die niet door bijzondere personen zijn opgericht, maar historisch zijn gegroeid, zoals de staat en, in Nederland, ook de provincies, gemeenten en de waterschappen;

c. gemeenschappen, die door het openbaar gezag zijn ingesteld, zoals de Kamers van Koophandel, enz. De onder b en c genoemde gemeenschappen treden van rechtswege op als rechtspersonen, evenals die privaatrechtelijke rechtspersonen, waarvan dit door de wet bepaald is, zoals de Naamloze Vennootschap* (art. 37 W.v.K.) e.a. Daarentegen verkrijgen verenigingen in engere zin sinds de Wet van 22 Apr. 1855 (Stbl. no 32) tot regeling van het recht van vereniging en vergadering eerst dan rechtspersoonlijkheid, wanneer haar statuten van overheidswege zijn goedgekeurd, welke goedkeuring, indien de vereniging voor minder dan 30 jaren is opgericht, verleend wordt door de Koning.

De betekenis van de rechtspersoonlijkheid ligt hierin, dat uit rechtshandelingen, namens de rechtspersoon verricht, geen verbintenissen voortspruiten voor de individuele persoon, die de handeling verricht heeft, noch voor andere individuele personen doch alleen voor de rechtspersoon zelf. Deze heeft een vermogen, heeft rechten en verplichtingen, afgescheiden van de rechten en verplichtingen van de individuele personen. Zo bepaalt art. 1698 B.W.: „De leden van een zedelijk lichaam zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor de verbintenissen van hetzelve. De schulden kunnen alleen verhaald worden op de goederen van dit lichaam”. Daarentegen zijn voor de verbintenissen, aangegaan namens een vereniging, die geen rechtspersoonlijkheid bezit, persoonlijk aansprakelijk degenen, die de verbintenis hebben aangegaan, ook al zijn dezen uitdrukkelijk aangewezen als gemachtigden of bestuurders van de vereniging.

Lit.: P. Scholten, Vertegenwoordiging en Rechtspersoon (1940, C. Asser’s Handl. tot de beoef. v. h. Ned. burg. recht, I, 2).

< >