oud adellijk geslacht in Hongarije en Zevenbergen. Hiertoe behoort o.a.
Frans II, hoofd van de Hongaarse onafhankelijkheidsbeweging van 1703-1711 (Borsi, comitaat Zemplén, 27 Mrt 1676 - Rodosto aan de Zee van Marmora 8 Apr. 1735). Hij plaatste zich in 1703 aan het hoofd van de Hongaarse opstand, werd in 1704 vorst van Zevenburgen en in 1705 ook van Hongarije. Zijn opstandelingen (Kuruczen) drongen plunderend tot in de voorsteden van Wenen door. Hij werd, omdat hij de vrede van Sathmar van 1711 niet erkennen wilde, door de Presburgse Rijksdag in de ban gedaan, week uit naar Frankrijk, van daar naar Constantinopel. Naar hem is de Rakoczymars genoemd, de nationale mars der Hongaren. In 1906 werd zijn gebeente uit Constantinopel naar Kosice overgebracht. Hij schreef Mémoires sur la guerre de Hongrie (2 dln, ’s-Gravenhage 1739).Lit.: Archivum Rakóczianum, uitgeg. door K. Thaly (13 dlnr 1873-1889) ; E. Horn, François II R. (1905) ; A. Markó, Frans II R. (3 dln, 1907-1910, Hong.).