Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

R

betekenis & definitie

het 18de letterteken van het alphabet, behoort als spraakklank tot de ratelconsonanten of trillers.

Hij wordt gevormd tussen twee spraakorganen, die tegen elkaar aan kunnen trillen of waarvan het ene tegen het andere een trilbeweging kan uitvoeren; op de articulatieplaats ontstaat een engte (een soort stemspleet, die door de adem wordt aangeblazen: de slappe rand (of randen) begint te klapperen). Afgezien van de bilabiale r in het tussenwerpsel brrr! (kou, afschuw) komen vooral de tongpunt-r en de huig-r voor. Bij de eerste slaat de opstaande tongpunt herhaalde malen tegen het tandvlees, bij de tweede wordt de slap afhangende huig door de ademstroom opgelicht, valt op de achtertong, wordt weer opgelicht, enz. In Nederland komt in de meeste dialecten de tongpunt-r voor, in sommige steden hoort men een huig-r; in Vlaanderen hebben alle dialecten tongpunt-r behalve in Zuid-Limburg.

Merkwaardig is de Engelse r (unrolled r), die geen ratelconsonant meer is, daar hij door een enkele beweging van de tongpunt wordt voortgebracht en aldus een fricatief is geworden.

Onze R is de Latijnse R, waarvan R en <| als oudere vormen voorkomen. Deze Latijnse tekens zijn ontleend aan de Griekse tekens P, |> en <1 die teruggaan op de Phoenicische 4, rēš, „kop” genaamd, omdat dit woord met deze letter begint. Bij de Grieken heette de letter rho. r is ontleend aan het Karolingische minuskelschrift (r).

In de wiskunde is R het teken voor een rechte hoek, als getalteken betekent R in het Latijn 80, Ř 80 000. In Romeinse handschriften, op munten enz. staat R voor Roma, Romanus, regia, regnum, restitutor, rex of regina; op recepten betekent R of R’ recipe = neem, in de numismatiek R (rarus) = zeldzaam. Bij temperatuuropgaven staat hij voor Réaumur, op uurwerken voor retard of retarder (= langzamer), in het postwezen voor recommandé ( = aangetekend), in de muziek duidt R of r de rechterhand of ook repieno (= vol, volledig) aan. In bibliografische opgaven is r. of f.r. = folio recto (op de voorzijde van het blad).

Op Franse munten betekent R te Orléans, op Portugese munten te Rio de Janeiro geslagen.

De voornaamste typografische vormen zijn:

r (Gothisch); R r (Bodoni); R r (Egyptienne);

r (schreefloos).

Afkortingen:

R = in de scheikunde rhodium;

r = radius
(straal) (in wiskundige formules);

r° = recto (op de voorzijde van het blad);

Ra (scheikunde) = radium;

R.A. = Royal Academy
(Kon. Academie);

rab. (handel) = rabat (korting);

R.A.F. = Royal Air Force;

Rb. = in de scheikunde rubidium;

R.D. = reverendus dominus
of reverende domine (eerwaarde heer) ;

Rec. = recensent;

Red. = redactie of redacteur;

Ref.
= referent;

reg. = régula
(regel) of regius;

resp.
= respublica (het gemenebest) en respectievelijk;

Resp. Rom. = respublica Romana
(het Romeins gemenebest);

rf. (muz.) = rinforzando (weer in kracht toenemend);

R.F. = République Française;

R.H.
= Right Honourable, in Engeland de titel voor graven, viscounts,

baronnen en leden van de Geheime Raad;

R.I. = Romanum imperium (het Romeinse rijk), Rex Imperator (koning en keizer), Regiment Infanterie;

R.I.P. = requiescat in pace
(hij of zij ruste in vrede);

R.I.S.A. = Romanorum Imperator Semper Augustus (Lat.) (de altijd zeer verheven Keizer der Romeinen);

R.K. = Rooms-Katholiek;

R.M. = regia majestas
of regiae majestatis (de of van de koninklijke majesteit), Rijksmark (Duits: Reichsmark);
R.M.C. = Reverendi Ministeii Candidatus
(candidaat tot het eerwaardige predikantsambt);

R.O. = rendu ouvert, op telegrammen (open bestelling), ratione officii (ambtshalve);

Rom. = (Brief aan de) Romeinen, Romaans;

R.P.
= révérend père (eerwaarde vader), réponse payée, op telegr. (antwoord betaald);

R.P.D. = dringend antw. bet.;

r.r. = reservatis reservandis (onder het nodige voorbehoud);

Ru = ruthenium;

R.V.D.
= Rijksverzekeringsdienst, Regeringsvoorlichtingsdienst;
R.W. = Rijkswaterstaat, Rijksweg.



Wilhelm RAABE

Duits romanschrijver (Eschershausen 8 Sept. 1831 - Brunswijk 15 Nov. 1910), leidde sinds 1870 een kluizenaarsleven te Brunswijk. Zijn omvangrijk œuvre is nogal ongelijk van kwaliteit, maar vertoont vooral in zijn latere phase merkwaardig steile en hoge toppen. Met het burgerlijk realisme van zijn tijd slechts losjes verbonden, is zijn vertelkunst in wezen sterk symbolistisch en geheimzinnig esoterisch. Zijn werk was aanvankelijk nog weinig oorspronkelijk (invloed van Dumas en Dickens) en niet vrij van beminnelijke oppervlakkigheid (Die Chronik der Sperlingsgasse, 1856, Der Hungerpastor, 1864), maar sinds Abu Telfan (1868) ontwikkelde Raabe een geheel eigen en zelfs eigengereide verteltrant, als uitdrukkingsvorm van zijn op pessimistische grondslag berustende diepzinnige humor (invloed van Schopenhauer en van Jean Paul). Hij verkondigde een individuele ethiek van moedige gelatenheid en innerlijke zuiverheid te midden van de platte gemeenheid van de omringende wereld („frei durchgehen”). Vooral na 1870, in de „Gründerjahre”, is zijn werk vol onverbiddelijke critiek tegen de voos-materialistische tijdgeest.

Zijn bewonderaars, sinds 19 n verenigd in de „Gesellschaft der Freunde Wilhelm Raabes”, vereren in hem dan ook vooral de profetische zielzorger. Maar boeiender nog dan door hun ethisch gehalte zijn zijn late werken door de veelal verbluffende en voor zijn tijd ongehoorde stoutmoedigheid, waarmee hij met de formeel-technische mogelijkheden van de vertelkunst experimenteert. Hoogtepunten hierin vormen: Der Schüdderump 1870, Stopfkuchen 1891, Die Akten des Vogelsangs 1895, Hastenbeck 1899. Door deze hoedanigheid is Raabe een uiterst merkwaardige en als zodanig nog nauwelijks onderkende voorloper van de moderne experimentele roman. Tot 1857 schreef hij onder het pseudoniem Jakob Corvinus.

Uitg.: Gesamm. Werke 1913-16, 18 dln; brieven („In alls gedultig”) uitg. door W. Fehse; Sämtl. Werke, 15 dln (1935); Briefe (1940).

Lit.: W. Fehse, W. R. (1937, de uitvoerigste biogr.); H. Spiero, R.-Lexikon (1927); F. Jensch, Raabes Zitatenschatz (1925); H. Dose, Aus R.’s mystischer Werkstatt (1925); N.

C. A. Perquin, W. R.’s Motive als Ausdruck seiner Weltanschauung (1927) ; O. Bürger, R.’s Religiosität 193 7) ; Th. C. van Stockum, Schopenhauer und R.

Pessimismus und Humor (Neophil. 6; 1921) ; Idem, W. R.’s „Schüdderump”. Komposition und Gehalt (1930); G. Köttgen, W. R.’s Ringen um die Aufgabe des Erziehungsromans (1939); M. Tinnefeid, W.

R.’s Menschengestaltung (1939) ; W. Fehse, R. und W. Jemen (1940); H. A. Kruger, R (1940); S. Hajek, Der Mensch und die Welt im Werk W.

R.’ (1950); Herrmann Pongs, W. R. und unsere Zeit, in: Universitas dl IV (1949); W. Scharrer, Raabeforschung u. R.-probleme, in: German.-Rom. Monatschr. dl 16 (1928).

< >