Nederlands schilder (Amsterdam ca 1583 - Amsterdam begr. 4 Apr. 1633), was een leerling van Gerrit Pietersz. Sweelinck, die op zijn beurt bij Cornelis van Haarlem had geleerd.
Uit de eerste twintig jaar van zijn leven zijn echter alleen enkele tekeningen van hem bekend. In 1603 ging hij naar Italië waar hij Elsheimer en Pynas ontmoette en zeer onder de indruk kwam van het werk van Rafael en Michelangelo. Vooral Elsheimer had invloed op hem. In 1607 kwam hij te Amsterdam terug, waar hij nu schilder werd van landschappen met bijbelse voorstellingen of van mythologieën. Feitelijk was hij de schepper van het historiestuk in Nederland. Aanvankelijk was er nog veel invloed in zijn werk van de Italianen en van Elsheimer, bijv. in de Doop van de kamerling (te Berlijn) van ca 1608, waarin hij het tempeltje van Tivoli en de waterval schilderde op dezelfde wijze als Elsheimer dit gedaan had. Dezelfde invloeden vertoont ook nog de Vlucht naar Egypte (te Rotterdam). Daarna sloot de kunstenaar zich meer aan bij de Haarlemse schilders. Een Slag tussen Constantijn en Maxentius van 1613 schilderde hij onder invloed van Rubens’ Amazonenslag.In het Rijksmuseum bevindt zich Christus en de Kananese vrouw van 1617 en de Offerstrijd tussen Orestes en Pylades van 1614. Het laatste werk was een pendant van Paulus en Barnabas te Lystra, een schilderij, dat vroeger in particulier bezit in Rusland was en waarop Vondel in 1648 een gedicht heeft gemaakt. Van 1617—1619 was Lievens leerling van Lastman en waarschijnlijk van 1624-1625 leerde Rembrandt een half jaar bij hem. Vooral op de kunst van Rembrandt heeft Lastman veel invloed gehad.
Lit.: Kurt Freise, P. L. sein Leben und seine Kunst (Leipzig