genaamd Pyke, Nederlands schilder (Beek, bij Nijmegen, 15 Juli 1901), gaf in 1927 zijn rechtenstudie op om zich aan de schilderkunst te wijden. Hij is autodidact, lid van de Onafhankelijken en volgde in Utrecht een college in schilderkundige chemie.
Koch streeft er naar de technische geheimen der oude meesters te zoeken en heeft grote hartstocht voor heldere, nauwgezette stofuitdrukking. Uit zijn werk, waarin grote aandacht aan de mens wordt besteed, spreekt de hardheid van de tijd, het conflict tussen idealisme en werkelijkheid. Zijn zeer plastische figuren plaatst hij dikwijls voor coulissenachtige achtergronden (Bertha van Antwerpen, 1931; Schiettent, 1931). Zijn palet is meer lichtdonker dan kleurig. Kleur op zichzelf geldt niet voor hem; zij is ondergeschikt aan het voorwerp. Tot 1932 vertoonde hij grote voorliefde voor het duistere, min of meer macabere, voor kunstlicht, voor het armzalige in verschillende vormen, daarna voor een zich-verdiepen in de ziel en de stoffelijke verschijning van zijn onderwerp (portret van Peter Mees, 1932; Anna, 1933; Rustende schoorsteenveger, 1936). Door een verblijf in Italië kwam hij tot schilderijen, die met behoud van de zorgvuldige detailbehandeling, een bredere toets vertonen (portret van zijn vrouw H. M. Koch, 1940, Museum Boymans;. Hij heeft décors gemaakt voor het toneelstuk In Holland staat een huis van Anton van Duinkerken en M. Nijhoff. Bovendien is hij de ontwerper van een aantal bijzondere postzegels.Lit.: Jan Engelman, P. K. (Amsterdam 1941).