(Petrus), Vlaams schilder (Baarle, Noord-Brabant of Oost-Vlaanderen Brugge 1472), verwierf in 1444 het meesterschap te Brugge, drie jaar na de dood van Jan van Eyck. Hij was er werkzaam tot in een tijdperk na de verdwijning van Jan van Eyck en vóór de volle ontwikkeling van Memlinc.
Verscheiden van zijn schilderijen zijn ondertekend en dragen data van 1446 tot 1457. De onderstelling dat hij een leerling zou zijn van Jan van Eyck, berust op niets, daar hij zowel in de trant van Rogier van der Weyden en Dirk Bouts schilderde ab in die van Jan van Eyck. Deze eclectische meester schiep zich éen eigen stijl, die uitmunt door een eenvoudige conceptie van de onderwerpen, een scherp vermogen om het volumen weer te geven met donkere schaduwen en een grote kleurigheid. Ab eerste bezigde hij een wiskundig geconstrueerd perspectief.
Zijn personages zijn kort, hebben ronde hoofden, oren enigszins naar achter geplaatst, korte mollige handen.Bibl.: Voornaamste werken: De Legende van de H. Elooi, verz. Ph. Lehman; De Boodschap, De Geboorte, Het Laatste Oordeel (Berlijn); De H.
Maagd met de H. Hieronymus en de H. Franciscus (Frankfort) en portretten.
Lit.: W. H. J. Weale, Les Christus (1909); W.
Cohen in Thieme-Becker, Künstler Lex.; O. Pächt, Belvedere (1926), 155; M. J. Friedländer, Alm.
Malerei, I 1934) 142; M. Davies, Burl. Mag. (1937) I, 138.